Tussenkomst nav het wetsvoorstel tot invoering van een betalingsbevel in het Ger. W.
Voorliggend wetsvoorstel werd gebaseerd op richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.
Intussen is er ter zake ook al een verordening met betrekking tot internationale transacties die directe werking heeft vanaf 12 december 2008 en een aantal artikelen treden reeds in werking op 12/07/2008.
In België bestaat bovendien reeds geruime tijd de summiere rechtspleging om betaling te bevelen o.b.v. art. 1338 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Deze summiere rechtspleging om betaling te bevelen kan voor vorderingen 1 860 euro;
Voor kleine schuldvorderingen kan men bovendien een soort abonnement nemen bij advocaten en advocatenkantoren om deze “en masse†te laten invorderen om zo de gerechts- en advocatenkosten in verhouding te houden tot de hoegrootheid van de schuldvorderingen.
Dit wetsvoorstel beoogt een aanpassing van de summiere rechtspleging om betaling te bevelen. Het is ongetwijfeld een nobele doelstelling om de knelpunten van de bestaande summiere rechtspleging te evalueren en te verbeteren.
Zo wil men de rechtspleging goedkoper maken, waar natuurlijk nooit iets op tegen kan zijn;
de tussenkomst van een advocaat wordt facultatief maken;
en het maximumbedrag evenals de aanmaning en de vereiste van een geschrift afschaffen.
Het is nu net met die laatste dat ik het moeilijk heb aangezien ik de hele aanpassing nogal erg voordelig vindt voor de schuldeisers en dat er met de rechten van verdediging van de schuldenaren een loopje wordt genomen.
Men valt met dit wetsvoorstel van het ene uiterste in het andere en dat kan toch niet de bedoeling zijn.
De aanmaning om te betalen en het deurwaardersexploot, die men wil weglaten zijn bovendien ook twee stappen die het soms mogelijk maken een regeling te treffen.
Bovendien moet een schuldenaar toch een tweede kans krijgen dmv een aanmaning om over te gaan tot betaling, wanneer men de factuur even uit het oog verloren was.
De niet betaling van een factuur is toch logischerwijs onvoldoende basis om vast te kunnen stellen dat het om een onbetwiste vordering gaat.
In ons land is momenteel mogelijk is om binnen de negentig dagen een uitvoerbare titel te
bekomen en als er dan al moeilijkheden optreden om betaling te bekomen, dan is dit dikwijls ook te wijten aan de betalingsproblemen van vele overheden die veelal nooit in staat blijken de standaard betalingstermijnen in acht te nemen waarin de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties voorziet.
Vele vragen blijven in de nieuwe procedure die dit wetsvoorstel invoert onbeantwoord:
Niets garandeert dat de procedure niet zal kunnen gebruikt worden voor facturen die wel degelijk betwist worden ?
Er wordt in dit wetsvoorstel geen enkele link gelegd met de schuldbemiddeling ? Wat als de schuldenaar wel wil betalen, maar gewoonweg niet kan ?
Wat als de factuur onredelijk is in haar factuurvoorwaarden ?
Wie zal schuldeisers die ter kwader trouw zijn tijdig een halt toeroepen ?
Het voorliggend wetsvoorstel is mijns inziens al te zeer geschreven op het lijf van de schuldeisers.
Het recht van verdediging en de rechtsbescherming van de schuldenaar worden met de voeten getreden en daar kan ik niet mee akkoord gaan.