Tussenkomst nav financiële crisis
Wetsontwerp houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit (Stuk 4-963) (Evocatieprocedure)
Algemene bespreking
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het is opmerkelijk dat we nu, op basis van artikel 55 van het reglement, tegelijkertijd een commissievergadering en een plenaire vergadering houden. Daarom zal ik zowel algemene beschouwingen als specifieke opmerkingen geven.
De Senaat kan morgen niet vergaderen en wij kunnen dus geen mondelinge vragen en vragen om uitleg stellen, omdat gisteravond in de Kamer een vertrouwensmotie is ingediend, waarover vandaag trouwens al wordt gedebatteerd. Ons controlerecht wordt dus beknot, maar de regering vraagt de Senaat wel om intussen dringend een wetsontwerp goed te keuren. Dat is toch ook opmerkelijk.
Ik heb alle begrip voor het dringend karakter van het ontwerp. Als de regering iets belooft, moet die belofte inderdaad snel in regelgeving worden omgezet. Daarom is het zelfs verwonderlijk dat het nog zo lang heeft geduurd. Het is zeer belangrijk in deze financiële crisis snel te handelen. De crisis slaat al voor een deel over op onze economie. Dat moet ten alle prijze worden vermeden. Dat kan door de juiste beslissingen te nemen op het juiste ogenblik, dat wil zeggen door snel op de bal te spelen.
De betekenis van dit ontwerp mag niet worden onderschat. Daarom moet het controlerecht van de Senaat volop spelen. Het ontwerp zelf tornt echter aan de controlefunctie. Ik kom daarop terug.
Ik vraag mij af waarom meteen ook niet die andere belofte, waarop veel particulieren wachten, wordt nagekomen, namelijk de belofte om de garantie voor de houders van zicht- en spaarrekeningen op te trekken van 20.000 tot 100.000 euro. In dit voorstel wordt de haute finance als eerste bediend en dat is een groot gebrek.
In het ontwerp lees ik dat een financieel stelsel tegelijk efficiënt en weerbaar moet zijn, dat het moet zorgen voor monetaire
stabiliteit en dat dit een van de belangrijke doelstellingen is van elke moderne centrale bank. Het verwondert mij trouwens dat deze zin in het ontwerp staat, want onze centrale bank, de Nationale Bank van België, kan bijna niets meer doen inzake monetaire stabiliteit, omdat we sinds de invoering van de euro afhankelijk zijn van de Europese Centrale Bank.
De minister van Financiën heeft een brief ontvangen van de staatssecretaris voor Begroting, die twijfels heeft bij het ontwerp en daarvoor een paar punten aanhaalt. Hij zegt onder meer dat een aantal controlemechanismen wordt uitgeschakeld. Zo krijgt de Koning volmacht om de uitvoeringsbesluiten bij het ontwerp uit te vaardigen zonder dat het advies van de Raad van State gevraagd wordt. Het is dan ook zeer onduidelijk of op die koninklijke besluiten budgettaire en administratieve controle zal worden uitgeoefend. De staatsgarantie die het ontwerp geeft, kan echter een enorme impact hebben op de begroting. Het is dan ook belangrijk dat ervoor gezorgd wordt dat de administratieve en begrotingscontrole in de toekomst kan worden behouden. Het wetsontwerp geeft de Nationale Bank van België heel veel vrijheid om te doen wat ze nodig acht. Toch mogen we niet te veel vertrouwen op die soevereine beslissingen van de Nationale Bank van België.
Het verwondert mij ook dat het wetsontwerp vandaag al besproken wordt, terwijl het advies van de Europese Centrale Bank, dat tegen 10 oktober verwacht werd, nog niet is aangekomen. De algemene terminologie in het ontwerp zou nochtans aanleiding kunnen geven tot discussies binnen Europa. Andere banken, zoals ING en Deutsche Bank, zouden bij de Europese Commissie kunnen aankaarten dat de staatsgarantie eigenlijk neerkomt op staatssteun en dus het Europese mededingingsrecht in het gedrang brengt. De regering zal de Europese Commissie op de hoogte brengen van de instelling van een staatsgarantie. De commissaris bevoegd inzake mededinging, aan wie de melding al werd gedaan, heeft gezegd dat er waarschijnlijk geen probleem zal rijzen. We moeten er wel rekening mee houden dat de commissaris Nederlandse is en dat Nederland dezelfde problemen had met Fortis. Haar voorlopige goedkeuring heeft dan ook niet zo veel kracht als mag worden verwacht van een Europees commissaris.
Ik heb ook nog een aantal bedenkingen bij de artikelen zelf.
Waarom staan er in een nieuw wetsontwerp een artikel 2bis en een artikel 2ter? Men had gewoon kunnen doornummeren, wat de Raad van State overigens ook heeft opgemerkt.
Artikel 2 geeft aan de Koning de machtiging om op te treden na advies van het Comité voor financiële stabiliteit. Graag had ik wat meer uitleg gekregen over de functie van dat comité en over de visie van dat comité op die adviesfunctie. De bevoegdheid die de Koning krijgt, is immers groot; hij krijgt namelijk reglementaire bevoegdheid, wat ruimer is dan in normale omstandigheden.
In hetzelfde artikel 2 werd na advies van de Raad van State ingeschreven dat er een wettelijke bekrachtiging moet komen van de besluiten die de Koning na advies van het Comité voor financiële stabiliteit heeft uitgevaardigd. Die wettelijke bekrachtiging moet er komen binnen één jaar. De Koning heeft met andere woorden één jaar vrij spel. Dat vind ik lang, als men weet dat men bij economische of financiële crisissen zeer kort op de bal moet spelen en snel moet beslissen. Een halvering van de termijn is mijns inziens dan ook aangewezen.
Artikel 6 bepaalt dat noodliquiditeiten kunnen worden verstrekt, maar er wordt nergens een maximum vastgelegd. Dit heeft toch implicaties voor de begroting. Deze bepaling is wel heel ruim gedefinieerd. De Nationale Bank van België moet verplicht worden om wat meer informatie te verstrekken, toch zeker aan de minister van Financiën of aan de staatsecretaris van Begroting.
Artikel 12 van het ontwerp bepaalt: “Het Artikel 6 van deze wet treedt in werking op 28 september 2008â€. Taalkundig vind ik het gebruik van de tegenwoordige tijd al niet correct. De regering zegt dat de retroactieve inwerkingtreding nodig is om de rechtszekerheid en de individuele rechten te respecteren. Is dat wel zo? Wie kan dat garanderen?
De regering motiveert de uitbreiding van de bevoegdheid van de Koning op grond van het zeer algemene artikel 105 van de Grondwet. Dat artikel stelt dat de Koning geen andere macht heeft dan die welke hem door de Grondwet en bijzondere wetten zijn toegekend. Als de regering zegt dat het Parlement aan de Koning ook een reglementaire bevoegdheid kan toekennen op basis van artikel 105 van de Grondwet, dan is dat toch heel ruim. Bij de stemming over het ontwerp zal onze fractie zich daar niet tegen verzetten, maar het is niet zomaar voor herhaling vatbaar. Het kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden, die uitzonderlijke maatregelen vergen, zoals vandaag het geval is.
Onze fractie zal het ontwerp goedkeuren. We zouden daaraan de voorwaarde willen verbinden dat er een onderzoekscommissie komt. We zouden graag weten wat er precies gebeurd is met Fortis en met Dexia en wat er eventueel nog met andere banken kan gebeuren. Dat kan zonder het bankgeheim te schenden. Zo’n onderzoekscommissie is niet dringend, want de feiten zijn al voorbij, maar het is wel belangrijk dat we meer inzicht kunnen krijgen in de maatregelen die in de toekomst nodig zijn voor de herstructurering van de financiële sector.