De talenkennis van allochtone personeelsleden
Gemeenteraadslid Anke Van dermeersch vreest dat Antwerpen niet voldoet aan de door de Grondwet opgelegde gelijkheidsprincipes en de taalwetten.
Daarom stelt zij volgende vraag aan de schepen van Personeel:
Schriftelijke vraag betreffende de taalkennis van allochtone personeelsleden:
Art. 10, 2e lid van de Grondwet stelt: “De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld.â€
Concreet betekent dit dat de tewerkstelling van vreemdelingen in de publieke sector nog altijd principieel verboden is, tenzij een wet heel specifiek heeft bepaald dat daarvan kan worden afgeweken.
Tegelijkertijd stelt art. 15, § 1 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken van 18 juli 1966, een wet van openbare orde, het volgende: “Art. 15. § 1. In de plaatselijke diensten, die in het Nederlandse, het Franse of het Duitse taalgebied gevestigd zijn, kan niemand tot een ambt of betrekking benoemd of bevorderd worden, indien hij de taal van het gebied niet kent.
De toelatings- en bevorderingsexamens geschieden in dezelfde taal.
De kandidaat wordt enkel tot het examen toegelaten voor zover uit de vereiste diploma’s of studiegetuigschriften blijkt dat hij zijn onderwijs in meergenoemde taal heeft genoten. Bij ontstentenis van een dergelijk diploma of getuigschrift moet de taalkennis vooraf door een examen bewezen worden.
Indien het ambt of de betrekking begeven wordt zonder toelatingsexamen dient de vereiste taalkennis vastgesteld aan de hand van de daartoe in lid 3 voorgeschreven bewijzen.â€
De taalwetten in bestuurszaken zijn, overeenkomstig de vaste rechtspraak van de Raad van State en de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, wat dit aspect betreft toepasselijk op elke inbreng van nieuwe personeelsleden, ongeacht of zij vastbenoemd, contractueel of stagedoend zijn.
1) Op welke diensten van de stad Antwerpen werken personeelsleden die niet over de Belgische nationaliteit beschikken en welke nationaliteit bezitten dezen dan wel?
2) In het kader van welke een specifieke wettelijke afwijking op het vernoemde Grondwettelijke principe werden deze personeelsleden die niet over de Belgische nationaliteit beschikken aangeworven?
3) Beschikken alle personeelsleden van de stad Antwerpen die de Belgische nationaliteit niet hebben over de voornoemde diploma’s of studiegetuigschriften waaruit blijkt dat zij onderwijs in het Nederlands hebben genoten?
4) Indien niet, hebben de personeelsleden die de Belgische nationaliteit niet hebben en ook niet beschikken over de vernoemde diploma’s of studiegetuigschriften waaruit blijkt dat zij onderwijs in het Nederlands hebben genoten, het vereiste examen bij Selor afgelegd om hun kennis van het Nederlands aan te tonen?