Export van Belgische laksheid
Anke Van dermeersch wees op een pervers element in twee verdragen over juridische samenwerking met Brazilië. Op het eerste gezicht was daar niets mis mee: een verdrag over wederzijdse rechtshulp in strafzaken, en eentje over de overbrenging van gevonniste personen. Die bevatten de gebruikelijke garanties tegen misbruiken. Het mag bijvoorbeeld niet gaan om personen die om politieke redenen veroordeeld werden, en als iemand ter dood veroordeeld is, moet Brazilië garanderen dat de executie omgezet wordt in een gevangenisstraf. Tot daar geen probleem. Maar die verdragen bevatten niet alleen een clausule tegen de doodstraf, maar zelfs tegen onsamendrukbaar levenslange straffen. Als wij een seriemoordenaar uitleveren aan Brazilië, moeten de Brazilianen dus beloven dat hij ooit nog een kans op vervroegde vrijlating krijgt. Dat is toch waanzinnig? Brazilië zou dus gedwongen worden de absurditeiten en de misdadige laksheid van het Belgische rechtssysteem over te nemen.
Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Federatieve Republiek Brazilië betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brasilia op 7 mei 2009 (Stuk 5-2318)
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Normaal gezien zou mijn fractie een verdrag betreffende wederzijdse rechtshulp met een democratisch land zoals Brazilië zonder probleem goedkeuren. Meestal bevatten dergelijke verdragen clausules waarin wordt overeengekomen dat misdadigers die door ons land worden uitgeleverd niet de doodstraf mogen krijgen, of in ieder geval dat de doodstraf niet mag worden uitgevoerd.
Dat punt is voor ons geen geloofskwestie, hoewel we van oordeel zijn dat ons land zich er niet mee moet bemoeien als parlementen van andere landen beslissen dat moordenaars, pedofielen, drugshandelaars en dergelijke kunnen worden geëxecuteerd. Daarover moeten het parlement en de rechters van die landen zelf beslissen, niet wij. De clausule over het niet-uitspreken of niet-uitvoeren van de doodstraf is echter gebruikelijk en werkt ook in de praktijk. Daarvan maken we dus geen punt.
We maken wel een punt van de bepaling dat ons land niet meer meewerkt aan rechtshulp als “het verzoek betrekking heeft op een misdrijf waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld in het recht van de verzoekende partij, tenzij de verzoekende partij voldoende garanties geeft dat die straf gepaard gaat met een mogelijkheid tot invrijheidstelling van de veroordeelde op termijn.”
Dat vind ik opmerkelijk, want in een soortgelijk verdrag tussen het Koninkrijk België en de Dominicaanse Republiek, namelijk punt 3 op de agenda van vandaag, komt een dergelijke bepaling niet voor.
De niet-uitvoering van de doodstraf kan ik nog aanvaarden, maar tegen de onsamendrukbare levenslange straffen wens ik me toch te verzetten. Die bepaling betekent immers concreet dat België niet met Brazilië wil samenwerken om bijvoorbeeld een seriemoordenaar te vervolgen, tenzij dat land belooft dat die misdadiger ooit toch nog kan vrijkomen.
Moeten we dan de fouten in ons eigen lakse strafrecht ook nog exporteren? Doordat ons strafrecht niet in onsamendrukbare levenslange straffen voorziet, beschikken we in ons land niet eens over waarborgen dat individuen, zoals de heer Dutroux, nooit meer vrijkomen. We kunnen zelfs niet waarborgen dat seriemoordenaars die tientallen slachtoffers hebben gemaakt, voor altijd achter de tralies blijven. Onsamendrukbaar levenslange straffen eisen heet niet humaan of nobel te zijn, maar ik vind het ontbreken een onverantwoorde tekortkoming in ons strafrecht. Eigenlijk is het zelfs een onverschoonbare nalatigheid.
Nu het lef hebben om die tekortkoming aan andere landen op te dringen, gaat mij iets te ver! Om die reden zal ik de volgende tekst die een soortgelijke clausule bevat, evenmin aannemen.