Nood aan moderne schandpaal naar Engels model
In het Verenigd Koninkrijk faalde de overheid enkele nachten op rij in haar strijd tegen losgeslagen criminelen die grote steden in georkestreerde rellen plunderden. Opvallend was wel dat de beelden die konden gemaakt worden van deze criminelen direct verschenen in verschillende media, waaronder de website van de Metropolitan Police London.
Ook in ons land zou de herkenning van daders van misdrijven ook dusdanig georganiseerd en bevorderd moeten worden, naar analogie van de foto’s van opsporingsberichten die door de media worden getoond en de filmbeelden die via opsporingsprogramma’s op de televisie worden uitgezonden.
Senator Anke Van dermeersch diende daarom een wetsvoorstel in dat handelaars en beoefenaars van vrije beroepen die het slachtoffer worden van een misdrijf, het recht geeft om foto’s van daders die op heterdaad gefilmd of gefotografeerd werden, openbaar te maken.
Momenteel zijn er een aantal regels zoals het portretrecht die dit verhinderen. Het recht op afbeelding (of het portretrecht) is het recht om te beslissen of men al dan niet gefotografeerd wil worden. Zonder de toestemming van de afgebeelde persoon mag men geen foto maken, reproduceren, publiceren, aan het publiek mededelen, … . Het recht op afbeelding is enkel van toepassing op personen die niet in de openbare belangstelling staan. Bij publieke personen, zoals politici en mensen uit de muziekwereld, wordt de toestemming tot publicatie van hun afbeelding vermoed, voor zover de foto’s genomen werden tijdens de uitoefening van hun openbare activiteiten. Het portretrecht is ook afhankelijk van het feit of de afgebeelde persoon zelf de opdracht heeft gegeven tot het maken van de foto of niet. Het recht op afbeelding vervalt twintig jaar na de dood van de afgebeelde persoon.
Ook het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM) heeft het in artikel 8 over het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Volgens de rechtspraak betekent dit ook dat het recht op afbeelding is beschermd. Men hoeft niet te bewijzen dat de reproductie van de afbeelding nadeel heeft berokkend.
Bovendien stelt artikel 10 van de Belgische wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht dat : « De auteur of de eigenaar van een portret dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, heeft niet het recht het te reproduceren of aan het publiek mede te delen zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van zijn rechtverkrijgenden. »
Volgens dit principe moet de toestemming van de persoon op de foto worden gevraagd. Voor publieke personen en privépersonen die tijdelijk in het openbaar leven treden, wordt deze toestemming als impliciet beschouwd, voor zover de foto’s met betrekking tot het openbare leven van de betrokkenen worden gepubliceerd in een context van gebeurtenissen die met de actualiteit te maken hebben.
Volgens de rechtspraak impliceert iemands toestemming om een foto te maken niet dat hij toestemming geeft om zijn foto te reproduceren of mee te delen aan het publiek. De rechtspraak bevestigt tevens dat men er niet vanuit mag gaan dat de persoon op de foto toestemming geeft om voor alle doeleinden te beschikken over de negatieven : de uitdrukkelijke toestemming tot publicatie is vereist.
Opdat iemand het recht op afbeelding kan inroepen, moet de persoon op de foto kunnen worden geïdentificeerd. Het recht op afbeelding is niet van toepassing op personen die ruggelings of in een menigte werden gefotografeerd.
Het recht op privacy is een mensenrecht dat onder andere in het EVRM wordt omschreven.
Artikel 8 van het EVRM bepaalt inderdaad :
« 1. Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is bepaald en in een democratische samenleving nodig is in het belang van ‘s lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. »
Maar het recht op privacy is dus duidelijk niet absoluut en zeker niet onbeperkt. De wet kan in afwijkingen voorzien in het belang van ‘s lands veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Deze beperkingen moeten in een democratische samenleving nodig zijn.
De afgelopen jaren hebben verschillende ondernemers, maar ook het Vlaams Belang, dit middel al eens beproefd. Dit bleek zelfs uiterst effectief. De jongste jaren komen middenstanders steeds vaker in ‘t geweer tegen winkeldieven.
Senator Anke Van dermeersch stelt dan ook voor om de slachtoffers van misdrijven die beschikken over een foto van de dader, het recht toe te kennen om die daderfoto openbaar te maken. De benadeelde overhandigt de daderfoto aan de verbalisanten en laat in het proces-verbaal optekenen dat hij deze foto openbaar wil maken. De politiediensten verwittigen het parket, dat over achtenveertig uur beschikt om zich tegen deze publicatie te verzetten. Tegen dit verzet kan de benadeelde binnen zeven dagen na kennisname hiervan opkomen door zich tot de voorzitter van de raadkamer te wenden, welke uitspraak doet als in kort geding.
Deze moderne variant van de schandpaal moet toekomstige winkeldieven afschrikken en helpen daders te pakken. Senator Anke Van dermeersch heeft zich altijd terughoudend opgesteld tegenover de publicatie van foto’s van dieven, maar vindt dat we voorbereid moeten zijn op situaties zoals we die gezien hebben in het Verenigd Koninkrijk. Door de voorgestelde wetswijziging zal dit zo zijn omdat er aldus zo veel efficiënter opgetreden zal kunnen worden tegen criminaliteit dan nu het geval is.