Postjespakkerij
Mijnheer de voorzitter,
Er wordt ons hier vandaag gevraagd om via het onderzoek van de geloofsbrieven ons tevens uit te spreken over de geldigheid van de verkiezingen. Wij passen hiermee artikel 48 van de Grondwet en de bepalingen uit hoofdstuk I van ons reglement toe in verband met het onderzoek van de geloofsbrieven.
Maar dat vormt, zoals bekend, een fundamenteel probleem. Hiermee houden wij deze bevoegdheid én de beslechting van de geschillen daaromtrent voor aan onszelf, met uitsluiting van de rechter en zonder mogelijkheid van beroep tegen de beslissingen die hier worden genomen. Op die manier zijn wij tegelijkertijd rechter en partij in eigen zaak en dat is vanuit de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat niet alleen onzindelijk en onaanvaardbaar, maar vormt ook internationaalrechtelijk een probleem.
De Raad van Europa, waar wij lid van zijn, stelt al vele jaren dat dit niet kan, en sinds het arrest-Grosaru van 2 maart 2010 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens weten wij allemaal dat we hier met een fundamenteel probleem zitten en dat dit dus in feite om een schending van de rechten van de mens gaat.
Wie de democratie, de mensenrechten en de internationale rechtspraak daarover ernstig neemt, had dus al lang de nodige maatregelen moeten nemen om deze onregelmatigheid aan te passen. Het arrest Grosaru is meer dan vier jaar oud, er hebben sindsdien al twee verkiezingen voor het federale parlement plaatsgegrepen, maar er werden tot op heden nog geen stappen ondernomen om dit fundamentele probleem in dit land op te lossen. De traditionele partijen liggen daar blijkbaar niet van wakker. Een wijziging van de huidige regeling omtrent de geldigverklaring van de verkiezingen vergt immers een wijziging van artikel 48 van de Grondwet. Artikel 48 van de Grondwet werd evenwel in 2010 door de preconstituante niet voor herziening vatbaar verklaard, de institutionele meerderheid nam in het kader van de zesde staatshervorming evenmin stappen om via de omweg van artikel 195 ook artikel 48 van de Grondwet te wijzigen, en ook de preconstituante van 2014 heeft het vertikt om dit artikel op te nemen in de lijst van Grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar werden verklaard. Ook de komende jaren zal het probleem bijgevolg niet worden opgelost. Er is dus duidelijk een onwil bij de traditionele partijen om een einde te maken aan deze schending van de mensenrechten in België.
We weten ook waarom. Het handhaven van de huidige situatie is immers nodig om dit onzalige land in stand te houden. Het goedkeuren van verkiezingen is in België immers niet louter een technische, maar wel een eminent politieke aangelegenheid. Men herinnere zich welke vaudeville er zich heeft afgespeeld in het kader van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en de uitspraak dienaangaande die het Grondwettelijk Hof in 2003 uitvaardigde middels het arrest 73/2003. De politiek kreeg door dit arrest van het hoogste rechtsorgaan van dit land de duidelijke verplichting opgelegd om de onwettige situatie voor wat betreft de kieskring BHV te normaliseren voor de volgende geplande verkiezingen, maar de politiek heeft bewust nagelaten dit te doen. In 2007 kon men het probleem nog kunstmatig omzeilen door de verkiezingen met enkele weken te vervroegen, maar in 2010 was er geen ontsnappen meer aan. De verkiezingen van 2010 waren dan ook onmiskenbaar ongrondwettig, maar omdat het parlement zijn eigen verkiezingen goedkeurt, werd er gedaan alsof er geen vuiltje aan de lucht was en ging men over tot de orde van de dag. En daarom, omdat dit onzalige land niet in stand kan worden gehouden zonder de basisbeginselen van een democratische rechtsstaat zwaar met voeten te treden, moet de politiek het eerste en het laatste woord blijven houden over de goedkeuring van de verkiezingen, zonder dat een onafhankelijke instantie zich daarover kan uitspreken en zonder dat daartegen beroep mogelijk is. Het ontneemt daarmee dit land, en dus ook deze assemblee, niet alleen elke legaliteit, maar ook en vooral elke legitimiteit om over het Vlaamse volk zeggenschap uit te oefenen. Ik heb gezegd.