Zeven juridische argumenten
Het Vlaams Belang diende een verzoekschrift in bij het Grondwettelijk Hof tegen de wet, die voor de sociale verkiezingen van 2008 een monopolie geeft aan socialisten, liberalen en christendemocraten.
De wet die de sociale verkiezingen van 2008 organiseert en daarbij een monopolie toekent aan ABVV, ACV en ACLVB, is immers in strijd met de Grondwet, het Europees Mensenrechtenverdrag en Internationale verdragen en dit om zeven redenen, de zogenaamde ‘middelen’ in het verzoekschrift bij het Grondwettelijk Hof. 
Graag vat ik ze even samen:
1. Schending van het passieve kiesrecht van elke burger
Artikel 8 van de Grondwet regelt het kiesrecht, waaronder het recht om verkozen te worden, en artikelen 10 en 11 van de Grondwet zeggen dat dit recht zonder discriminatie moet verzekerd worden, waarbij de wet in het bijzonder de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden moet eerbiedigen.
Doordat de bestreden wet het onmogelijk maakt voor werknemers die zich niet willen bekennen tot de christendemocratische, liberale of socialistische strekking, om als kandidaat aan de sociale verkiezingen deel te nemen en aldus hun passief kiesrecht uit te oefenen, is die wet strijdig met de Grondwet.
2. Schending van de vrijheid van meningsuiting
De bestreden wet zorgt ervoor dat bij de sociale verkiezingen enkel personen die behoren tot de socialistische, liberale en christendemocratische strekking hun mening kunnen doorgeven aan de werknemers via het naar voren schuiven van geldige kandidaten, terwijl personen die behoren tot de Vlaamsnationale strekking de mogelijkheid ontzegd wordt lijsten in te dienen.
Luidens artikel 10 EVRM is een dergelijke overheidsinmenging enkel te verantwoorden, indien zij bij wet voorzien is én indien zij in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van ‘s lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Artikel 19 BUPO bevat ongeveer gelijkaardige bepalingen. Op eerste zicht is duidelijk dat de bestreden wet geen enkele verantwoording in deze zin bevat.
3. Discriminatie tussen werknemers en kaderleden
De bestreden wet bepaalt dat voor de sociale verkiezingen kandidatenlijsten voor de categorie van de werknemers uitsluitend kunnen ingediend worden door representatieve werknemersorganisaties, die moeten beschikken over 50.000 leden en vertegenwoordigd moeten zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven én in de Nationale Arbeidsraad.
Maar voor de categorie van de kaderleden kunnen plots ook kandidatenlijsten kunnen ingediend worden door ten minste 10% van het aantal kaderleden in de onderneming, met een minimum van slechts 5. Een dergelijke discriminatie tussen werknemers en kaderleden is ongrondwettig. Vlaams Belang wil werknemers dezelfde rechten geven als kaderleden.
4. Schending van de vakbondsvrijheid
De vrijheid van vereniging, en daaruit voortvloeiend de vakbondsvrijheid, wordt vastgelegd in artikel 27 van de Grondwet, artikel 11 van het EVRM, artikel 22 van het BUPO‐Verdrag, en art 3 en 10 van het IAOverdrag nr 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht.
Omdat de bestreden wet een systeem installeert waardoor de erkenning van een eventueel nieuw opgerichte vereniging als representatieve werknemersorganisatie onderworpen is aan het vetorecht van de drie reeds bestaande verenigingen, waardoor een nieuwe vakverenging onmogelijk kan deelnemen aan de sociale verkiezingen, worden deze bepalingen geschonden.
5. Discriminatie tegen de Vlaamsnationale ideologische en filosofische minderheid
Doordat de drie bestaande representatieve werknemersorganisaties actief op zoek gaan naar Vlaamsnationalisten onder hun leden om deze uit te sluiten als lid, en deze wet hen een monopolie geeft voor de sociale verkiezingen, wordt het voor de leden van de Vlaamsnationale minderheid onmogelijk zich kandidaat te stellen. Dat is ongrondwettig.
6. Geen controle op de vereiste 50.000 leden bij ACV, ABVV en ACLVB
Er zijn tal van aanwijzingen, dat minstens één van deze drie monopolisten, met name de ACLVB, hoegenaamd niet over 50.000 leden beschikt. De bestreden wet voorziet geen enkele objectieve controle van dit ledenaantal. Een eventuele nieuwe vakbond zou daarvan echter wel het bewijs moeten leveren; die discriminatie is onredelijk en bijgevolg ongrondwettig.
7. Schending van de sociale rechten op overleg, informatie en collectief onderhandelen
De bestreden wet heeft een grote impact op het recht op arbeid, omdat één van de belangrijkste redenen waarom mensen zich kandidaat stellen bij de sociale verkiezingen, de indrukwekkende ontslagbescherming is die eruit voortvloeit. De toepassing van de bestreden wet zorgt er dus voor dat voor de categorie van de kandidaten van de liberale, christendemocratische en socialistische strekking het recht op arbeid op een indrukwekkende wijze extra gewaarborgd wordt, terwijl de categorie van de eventuele kandidaten zonder strekking of Vlaamsnationale strekking, die geweerd worden, van die extra waarborg beroofd worden; dit is ongrondwettig.
De procedure die wordt aangewend is niet alleen de vernietigingsprocedure, de procedure ten gronde zeg maar, maar tegelijk ook de schorsingsprocedure, een vorm van ‘kort geding’. De eerstvolgende stap in de procedure is dat belanghebbenden hun argumenten naar voren brengen; benieuwd of de monopolievakbonden de handschoen opnemen.