Tussenkomst dd. 16/12/2016 bij de bespreking van Dotatie van de Senaat – Uitgaven van het dienstjaar 2015 en begrotingsvooruitzichten voor het dienstjaar 2017
Wat de rekening 2015 betreft, wil ik u meedelen dat ik onder de indruk ben van het werk dat is verricht op het vlak van de budgettering en van het boekhoudkundig werk dat de diensten hebben geleverd. Ik wens ook alle werknemers in de Senaat te bedanken voor hun vele werk, in moeilijke en dikwijls onzekere omstandigheden, zeker omdat er op politiek vlak moet worden nagedacht over de werking en de bestaansreden van de Senaat.
De rekening van het begrotingsjaar 2015 bevat een aantal positieve punten: de vermindering van het aantal terugbetalingen aan senatoren, de lager dan verwachte afscheidsvergoedingen, de veel lager dan begrote uitgaven voor politieke medewerkers en statutaire ambtenaren, het uitstellen of spreiden over meerdere jaren van werken aan de gebouwen. Voor het begrotingsjaar 2015 werd er sterk bespaard en was er een sterke onderbenutting van het budget. Ik juich dat toe, zeker omdat de reserves voor het vierde jaar op rij niet moesten worden aangesproken. Ik heb dus geen fundamentele problemen met de rekeningen van 2015.
Wat de begroting voor 2017 en het aanvragen van de dotatie voor de werking van de Senaat betreft, stel ik vast dat er nog altijd meerkosten zijn die inherent zijn aan het verkiezingsjaar 2014. Het betreft engagementen die moeten worden nagekomen.
Er werd al gesproken over de verdeelsleutel voor de gemeenschappelijke uitgaven van Senaat en Kamer. Ik heb van de quaestor vernomen dat daaraan gesleuteld zal worden. Dat is een zeer belangrijke stap omdat we al zeer lang te maken hebben met een onrechtvaardige verdeling. De kosten voor de beveiliging van het Paleis der Natie waren mij niet geheel duidelijk, maar ik vernam dat ze niet volledig door de Senaat moet worden gedragen. De Senaat staat wel in voor de personeelskosten van de veiligheidsdienst. Ik vraag me dan ook af of er niet alleen over de verdeelsleutel moet worden gediscussieerd, maar meteen ook over het nieuwe Forumgebouw, dat uitsluitend door de Kamer wordt benut. De Senaat heeft daar eigenlijk niets mee te maken.
Ik kan blijven herhalen dat ik de Senaat liever afgeschaft zou zien, en een ander soort parlementaire werking zou hebben, met één parlement, één regering, en liefst een Vlaamse, in een onafhankelijke Vlaamse Staat. Voorlopig ben ik echter gekozen met een partijprogramma dat nog altijd rekening houdt met de realiteit, zijnde de federale Staat. In het partijprogramma van mijn partij staat dat we de Senaat willen afschaffen. Dat is ook de reden waarom ik hier blijf zetelen, om er toezicht op te houden dat er stappen in de goede richting worden gezet.
Er is niet alleen een aanzet gegeven om de goede richting uit te gaan en de Senaat minder duur te maken, maar de Grondwet moet ook voor herziening worden vatbaar verklaard. De grondwetsartikelen, in het bijzonder de artikelen met betrekking tot de Senaat, zijn bij het einde van de vorige regeerperiode niet voor herziening vatbaar verklaard. Met andere woorden, we kunnen in de Senaat of in de Kamer van volksvertegenwoordigers momenteel niet overgaan tot de afschaffing van de Senaat. Daartoe moeten eerst, op het einde van deze legislatuur, of eventueel bij nieuwe verkiezingen, de grondwetsartikelen waarin de Senaat staat vermeld, voor herziening vatbaar worden verklaard.
Ik zal erop toezien en er ook de aanzet toe geven dat dat effectief gebeurt. Ik heb trouwens al voorstellen in die zin ingediend. Dan kunnen we in 2019, in de nieuwe legislatuur in die nieuwe Senaat, die helaas verkozen zal moeten worden, de voor herziening vatbaar verklaarde grondwetsartikelen ook daadwerkelijk herzien en ervoor zorgen dat de Senaat afgeschaft kan worden. Dan zijn we tot 2024 op de goede weg om deze staat verder te hervormen en er ervoor te zorgen dat we tot één regering en één parlement in een Vlaamse staat kunnen komen; wat veel goedkoper en veel efficiënter zal zijn.