Tussenkomst dd. 15/12/2016 bij het Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten inzake de preventie en de eliminatie van hormoonverstorende stoffen in de consumptie, met het oog op de bevordering van de volksgezondheid
U zal me niet horen zeggen dat de preventie en de eliminatie van hormoonverstorende stoffen geen belangrijke aangelegenheid is. Zo zijn er ongetwijfeld duizenden belangrijke aangelegenheden die we hier zouden kunnen bespreken, ware het niet dat we daar eigenlijk niet toe bevoegd zijn. Met betrekking tot deze materie bestaan ongetwijfeld heel wat accentverschillen in de beleidsmaatregelen van de federale overheden, de Gemeenschappen en de Gewesten. Zelfs op Europees vlak is de wetgeving niet volledig in orde. Dat lijkt me juist de essentie te zijn van federalisme, dat jullie huldigen. Of er over dit onderwerp in de huidige institutionele constellatie een betere beleidsafstemming nodig is, sluit ik absoluut niet uit, maar mijn fractie geeft er de voorkeur aan, in plaats van de bevoegdheid van deze materie te spreiden over diverse overheden, zoals nu het geval is, die bevoegdheden te concentreren bij een enkele bevoegde overheid, namelijk de onafhankelijke Vlaamse Staat.
Dat hebben wij wel voor ogen, maar momenteel zijn we daar nog niet aan toe en is de federale Staat een feit. We zijn wel toe aan coördinatie. Ik stel evenwel vast dat de coördinatie en de coördinatieafspraken nu al bestaan in de vorm van een samenwerkingsakkoord. De vraag is welke meerwaarde een informatieverslag van de Senaat zal opleveren. Ik vind het antwoord op die vraag niet terug in de voorliggende toelichtende nota bij het verzoek. De vraag is waarom we uitgerekend over dit thema een informatieverslag zouden moeten opstellen en niet over één van al die andere thema’s die in de Senaat, uiteraard volledig vrijblijvend, ook zouden kunnen worden besproken.
Wie zit op zo’n informatieverslag te wachten? Ik vrees dat we, zoals ik al eerder heb gesteld, bezig zijn met een soort bezigheidstherapie. Een zeer dure bezigheidstherapie trouwens. Dat zal blijken uit het volgende punt dat in deze plenaire vergadering wordt besproken. Ik vraag me ook af of het informatieverslag meer waarde zal hebben dan een studie van een studiebureau over hetzelfde onderwerp. Uiteindelijk is dat toch wat in de Senaat gebeurt bij het opstellen van informatieverslagen: studies verrichten over zaken waarvoor we niet bevoegd zijn en die dus eigenlijk even goed door een studiebureau zouden kunnen worden verricht. Ik denk dat dat aanzienlijk goedkoper zou zijn. Bovendien, als een studiebureau een opdracht krijgt van een overheid, dan is de overheid van plan iets te doen met die studie, terwijl het twijfelachtig is of een andere overheid, een gewestelijke of een gemeenschapsoverheid, beleidsopties zal nemen aan de hand van een informatieverslag dat hier wordt opgesteld. Daarom is het hoog tijd dat we ons bezinnen over waarmee we in de Senaat bezig zijn, en over de rol en het bestaansrecht van de Senaat in het algemeen. Ik weet het, dat is niet gemakkelijk en voor sommigen is het misschien een pijnlijke aangelegenheid, maar het is noodzakelijk want het heeft niet veel zin om hier zomaar willekeurig informatieverslagen op te stellen.
Ik zal me onthouden bij de stemming over dit punt. Niet omdat ik het geen belangrijk thema zou vinden, want dat is het zeer zeker wel – hormoonverstorende stoffen zijn een ernstig probleem, en we moeten ernstig overwegen om ze volledig te weren en een nultolerantie te hanteren – maar de manier van werken en de relevantie van deze instelling met betrekking tot dit onderwerp stel ik in vraag.