Persconferentie Europese fractie nav Belgische EU voorzitterschap
Het Vlaams Belang zal het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie zeer kritisch volgen. Met dat voorzitterschap gaan immers enkele grote problemen gepaard.
 
Het is de eerste keer in de geschiedenis van de Europese Unie dat een roterend voorzitterschap moet beginnen met een ontslagnemende regering. Daarbij dient de vraag gesteld te worden of er tijdens de komende zes maanden wel een nieuwe regering komt. Na de federale verkiezingen van 2007 heeft het negen maanden geduurd eer er een definitieve regering kwam. Ondertussen lijkt de zaak zo mogelijk nog meer geblokkeerd. De jongste verkiezingen hebben nog maar eens bevestigd dat Vlaanderen en Wallonië twee verschillende landen zijn, met twee totaal verschillende politieke, economische, sociale en culturele realiteiten.
 
Geen democratische legitimiteit
 
Een ontslagnemende regering gaat dus het voorzitterschap waarnemen, terwijl zo’n regering geacht wordt enkel de lopende zaken te behartigen. Het is wel zo dat het programma van het Belgische EU-voorzitterschap geïntegreerd is in dat van het trio-voorzitterschap met Spanje en Hongarije en dat het grotendeels tot stand kwam voor de val van de federale regering, maar in een periode van zes maanden kunnen zich crisissen of andere onverwachte grote problemen voordoen waarbij belangrijke controversiële beslissingen dienen genomen te worden. De huidige demissionaire regering beschikt op geen enkele manier over de democratische legitimiteit om dat te doen, temeer omdat deze regering langs Vlaamse kant slechts 31,3% van de kiezers vertegenwoordigt (30 zetels op 88). De drie Franstalige regeringspartijen halen samen 42 zetels op 62.
 
Federalistisch opbod
 
Een land dat zelf onbestuurbaar is, neemt dus vanaf 1 juli het voorzitterschap van de Europese Unie waar. Dat zal zonder enige twijfel leiden tot een opbod in federalistische retoriek. ‘Europa’ wordt in België immers beschouwd als tovermiddel voor problemen die in eigen land niet oplosbaar zijn. “België is traditioneel één van die landen die het verst willen gaan in de overdracht van soevereiniteit”, zo stelt voormalig premier Guy Verhofstadt het in de krant De Standaard van 29 juni 2010. De andere lidstaten kunnen niet genoeg gewaarschuwd worden voor een Belgische staat die in feite zijn problemen naar Europa wil exporteren.
 
Volgens minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere “bestaan er in België geen meningsverschillen over Europa” (De Standaard, 29 juni 2010). Hij bedoelt dat er onder de traditionele partijen geen meningsverschillen bestaan over Europa. Daarom wordt er in België zelden of nooit een inhoudelijk debat gevoerd over de Europese Unie, en wordt elke discussie met een pro-Europese maar kritische partij als het Vlaams Belang zorgvuldig gemeden. Zo organiseerde het Belgische voorzitterschap op 21 en 22 juni een voorstelling van zijn programma in het Egmontpaleis, waarop enkel vertegenwoordigers van de traditionele fracties uitgenodigd waren.
 
België tracht zich altijd als haantje de voorste in de Europese klas te profileren. Steeds meer Europa is het credo. Dat is echter slechts de officiële retoriek. Uit de feiten blijkt dat België één van de slechtste leerlingen van de Europese klas is. Om de 6 maanden publiceert de Europese Commissie een zogenaamd Scorebord van de interne markt aangaande de omzetting door de lidstaten van Europese regelgeving. Het laatste scorebord laat zien dat, inzake de omzetting van richtlijnen, België op een negentiende plaats staat (13 richtlijnen niet omgezet) en dat België op een … 24ste plaats (!) staat in verband met het aantal lopende inbreukprocedures[1]. Zo pas raakte bekend dat België voor de eerste keer een boete krijgt voor het niet naleven van de Europese regels. Meer in het bijzonder blijven de drie gewesten in gebreke op het vlak van waterzuivering. Vooral in Wallonië en Brussel is er sprake van een achterstand[2].
 
Ook inzake de 2020-doelstellingen (opvolger van de Lissabon-doelstellingen die de concurrentiekracht van de Europese Unie moest versterken) en inzake de economic governance zal België ongetwijfeld een vlucht vooruit bepleiten naar nog meer bevoegdheidsafstand van de lidstaten richting Europese Unie, bijvoorbeeld op fiscaal en sociaal vlak, of op het vlak van het werkgelegenheidsbeleid. Niet allen bestaat daar in veel lidstaten geen democratisch draagvlak voor; ook hier nopen de cijfers tot iets meer bescheidenheid.
 
Lage arbeidsparticipatiegraad
In zijn conclusies van 25 en 26 maart 2010 stelde de Europese Raad dat de lidstaten moeten streven naar een arbeidsparticipatiegraad van 75 % voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep van 20-64. Wat betreft de participatiegraad tussen 25 en 54 jaar zit België net boven het gemiddelde van de OESO-landen, maar ligt het serieus achter op de buurlanden als Duitsland, Nederland en Frankrijk. De participatiegraad van de 55- tot 64-jarige werknemers is in België zeer laag. Deze bedroeg in 2008 34,5 procent. Dat is meer dan 10 procentpunt lager dan gemiddeld in de EU (45,6 procent) en minder dan de helft van Zweden (70,1 procent) dat binnen de EU de hoogste score haalt[3].
 
Onderzoek en ontwikkeling
 
In zijn conclusies van 25/26 maart 2010 stelde de Europese Raad dat de voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling verbeterd moeten worden, en dit om de gecombineerde publieke en private investeringsgraad in deze sector op 3 % van het BBP te brengen. Het verschil op het vlak van innovatie in de brede betekenis (O&O + hoger onderwijs) tussen Europa en de VSA is bijzonder groot. België scoort op zijn beurt nog een stuk lager dan het Europees gemiddelde, en dit vooral inzake publiek gefinancierde onderzoek en ontwikkeling.
 
Loonkostenhandicap
Qua loonkost is België één van de duurste landen ter wereld. Een belangrijk deel van de loonkosten zijn de (para)fiscale lasten op arbeid die meer dan 55 % van de totale loonkost bedragen. Het is zo dat in een globale economie de ondernemingen loonkosten vergelijken van landen met vergelijkbare productiviteit in de keuze van de locatie van hun buitenlandse investeringen. België heeft ter zake een serieuze handicap. Duitsland heeft bijvoorbeeld wel vanaf het midden van de jaren negentig een strikte politiek van loonkostbeheersing gevolgd[4].
 
België als schuldenstaat
Uit een zeer recente vergelijking van Dr. Ognian N. Hishow blijkt hoe slecht het met de Belgische schuldratio is gesteld in vergelijking met de andere EU-lidstaten. Op basis van cijfers van Eurostat berekende Dr. Hishow dat België in 2011 een overheidsschuld heeft van 100,9 % van het BBP. België moet daarbij enkel Griekenland (133,9 %) en Italië (118,9 %) laten voorgaan. Het aandeel van deze schuld in de begroting is liefst 10,5 %[5]. Dr. Hishow wijst erop dat België over de jaren heen inzake het maken van schulden absolute recordhouder is en dat de Belgische schuldgraad in het begin van de jaren negentig serieus boven de huidige Griekse schuldgraad lag.
 
Democratisch deficit
 
Sociaal-economisch valt van de Belgische regering dus weinig geloofwaardig leiderschap te verwachten. Ook op andere thema’s stelt zich een geloofwaardigheidsprobleem. Zo moet uitgerekend tijdens het Belgische voorzitterschap met de Raad en het Parlement een akkoord bereikt worden over de uitvoeringsmodaliteiten van het Europese Burgerinitiatief, dat voorgesteld werd als het grote democratiseringsinstrument van het Verdrag van Lissabon. Het ontwerp van verordening van de Commissie voorziet echter een aantal praktische drempels die elk burgerinitiatief zeer moeilijk zullen maken, en dus het hele concept dreigen uit te hollen. In de programmatekst van het Belgische voorzitterschap wordt gesuggereerd dat men het eens is met de grote lijnen van de ontwerpverordening. Het hoeft niet te verbazen dat de Belgische regering weinig interesse heeft voor het (al was het maar gedeeltelijk) wegwerken van het democratisch deficit in de Europese Unie. De Belgische constructie is in feite zelf een vorm van democratisch deficit. De manier waarop de Vlaamse meerderheid geminoriseerd wordt via allerlei mechanismen zoals de alarmbelprocedure (cfr. Brussel-Halle-Vilvoorde) is daar een voorbeeld van.
 
 
 
 
Toetredingsonderhandelingen Turkije
 
Minister van Buitenlandse Zaken Vanackere verklaarde bij de voorstelling van het programma van het Belgische voorzitterschap dat hij hoopt een nieuw hoofdstuk in de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen: een zeer ongelukkige uitspraak gezien de toenadering van Turkije tot het Iraanse regime en Hamas. Turkije keert zich steeds meer af van Europa en het Westen in het algemeen, maar Steven Vanackere stelt: “Turkije kijkt inderdaad veel meer om zich heen, een zogeheten 360 gradenbeleid. Dat bemoeilijkt de toetredingsonderhandelingen absoluut niet”. Het wordt hoog tijd dat de Europese Unie haar principes naleeft en dus de onderhandelingen met het niet-Europese Turkije stopzet.
 
Nog meer ongecontroleerde immigratie
 
Door het Verdrag van Lissabon kreeg de Europese Unie meer bevoegdheden inzake asiel en immigratie. Ook op dat vlak kan de Belgische overheid bezwaarlijk goede papieren voorleggen, al beschouwt ze het thema als prioritair. Een asielbeleid dat gekenmerkt wordt door acuut plaatsgebrek, asielzoekers in hotelkamers, dwangsommen van 500 euro per dag voor asielzoekers die niet meteen onderdak krijgen, een tweede massale collectieve regularisatie van illegalen (naast de duizenden individuele regularisaties voor zgn. humanitaire redenen), de mededeling van de bevoegde minister dat het voorleggen door illegalen van vervalst bewijsmateriaal door de vingers moet worden gezien, enzovoort. Het gevoerde beleid is manifest in strijd met het Schengen-principe dat de buitengrenzen van de Europese Unie moeten beschermd worden. Overigens voorspelt het niet veel goeds dat in het programma van het Belgische voorzitterschap het immigratiebeleid in verband wordt gebracht met de demografische problemen.
 
België = chaos, Vlaanderen = stabiliteit
 
Een lichtpunt bij het Belgische voorzitterschap is dat niet alleen de federale regering, maar ook (o.a.) de Vlaamse regering een rol zal spelen in functie van de behandelde materie, bijvoorbeeld voor wat landbouw en milieu betreft. In tegenstelling tot de federale regering, functioneert de Vlaamse regering wel. Die Vlaamse regering is uiteraard vatbaar voor kritiek, maar ze is tenminste democratisch gelegitimeerd. En toen België negen maanden zonder federale regering zat, bleven de regionale regeringen gewoon verder functioneren. Zij zijn een factor van stabiliteit, in tegenstelling tot het federale niveau dat door de onoverbrugbare tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen een factor van chaos is.
 
Dit wordt het twaalfde Belgische roterende voorzitterschap, en het wordt waarschijnlijk het laatste. Vlaanderen en Wallonië zijn twee verschillende landen geworden, met een aan elkaar tegengestelde politieke consensus. België zit al sinds 2007 in een politieke impasse. Het gaat overigens niet alleen om tegenstellingen die met taal en cultuur te maken hebben. Elk dossier is in België communautair: de Franstaligen zijn voorstander van een open-grenzenbeleid inzake asiel en immigratie; Vlaanderen wil een strenger beleid. Idem dito met Justitie, verkeersveiligheid, fiscaliteit, sociale zekerheid, enzovoort.
 
Enkel een fluwelen boedelscheiding, zoals destijds in Tsjechoslovakije, kan een einde maken aan de Belgische impasse. Het Vlaams Belang is dan ook voorstander van een onafhankelijke Vlaamse staat, volwaardige lidstaat van de Europese Unie.
[1]
[2]
[3]
[4]
[5] Zie de tabel in: Ognian N. Hishow, ‘Die Schuldenkrise in der Europäischen Union. Schuldenabbau und Prävention durch neue Nachhaltigkeitsregel’, SWP-Aktuell 47, juni 2010, blz. 2.