In de commissie Financiën en Economische Aangelegenheden van de senaat kwam de  jaarlijkse avenant van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de Meerwaardeneconomie ter sprake.
  Een hele mondvol typische linkse termen waarvan de inhoud al lang de lading niet meer dekt. Concreet komt het er op neer dat met overheidssteun mensen aan het werk worden geholpen. Nepbanen op zijn communistisch. Heel wat van die laaggeschoolde werkwilligen zouden terecht kunnen in de reguliere economie indien de overheid de loonlasten in ons land aanzienlijk zou laten dalen. Dit geldt trouwens niet enkel voor de tewerkstelling van laaggeschoolden maar ook voor de 50-plussers. Bovendien richt ook de reguliere economie zich meer en meer op maatschappelijk verantwoord ondernemen en slaagt er toch tegelijk in om de economische rendabiliteit voorop te blijven stellen. Het is mogelijk om economisch te presteren en tegelijk rekening te houden met maatschappelijke doelstellingen.   Senator Anke Van dermeersch : “De term ‘meerwaardeneconomie’ is gewoon denigrerend ten overstaan van de reguliere economie. Net of de gewone economie geen meerwaarde heeft te bieden en niet begaan is met mens en milieu. Het klopt wel dat laaggeschoolden in de verdrukking komen maar dat is uiteindelijk een gevolg van het feit dat we meer en meer evolueren naar een kenniseconomie. Dat zijn nu eenmaal de wetmatigheden van de vrije markt economie. Voor sommige arbeiderscategorieën is de sociale economie van belang. Het sociale aspect is belangrijk maar niet het ethisch ecologisch sausje waarmee de sociale economie overgoten wordt om te worden verkocht als meerwaardeneconomie. Dit is een typische term van de kaviaarsocialisten.†  Voor het Vlaams Belang is sociale economie lovenswaardig in zoverre het volwaardige, duurzame tewerkstelling, met billijke arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden creëert voor mensen met minder kansen op de arbeidsmarkt. Het mag echter niet ontaarden in een goedbedoeld filantropisch paternalisme.   Meerwaardeneconomie poets het blazoen op maar stimuleert geenszins de sociale economie. Dat is nogal eens de kwalijke evolutie wanneer de reguliere economie onder druk van de ‘groene lobby’ overgaat tot ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Zo is het op dit ogenblik modieus voor ondernemingen om een duurzaamheidsplan op te maken voor hun zaak. Producten krijgen dan een ‘green washing’, in de praktijk een nieuw marketingmiddel of een verkoopstechniek vanuit een andere invalshoek. Zo gaan wagenfabrikanten plots groene opties op hun wagens verkopen zoals het start-stop systeem of aangepaste banden. Sociale economie heeft geen ‘green washing’ nodig door er ethische en ecologische doelstellingen aan te koppelen en er een zogenaamde meerwaardeneconomie van te maken.   Senator Anke Van dermeersch merkte tenslotte ook op dat de financiering en verdeling van de financiële middelen voor de zogenaamde ‘meerwaardeneconomie’ nog steeds vanuit de federale staat komen en dit op basis van de zeer vage verdeelsleutel. Dit zou volgens de senator een zuiver regionale bevoegdheid moeten zijn. Momenteel komen de financiële impulsen van de federale overheid en vullen de Gewesten elk op hun eigen manier dit akkoord in.