Congo maakt dotaties voor de tweede maal overbodig
Op 9 februari 2011, in tempore non suspecto en los van enige mediaevent of –hype, diende senator Anke Van dermeersch opnieuw een wetsvoorstel in, dat reeds bestaat sinds 2003, tot opheffing van de dotaties aan leden van de Koninklijke Familie. De waan van de dag drijft andere parlementaire en politieke partijen nu ook in de door haar en haar partij uitgezette richting. Collegiaal zullen de parlementairen het Vlaams Belang voorstel blijven verdedigen in zowel kamer (Hagen Goyvaerts) als senaat (Anke Van dermeersch). Niet afwijkend van de uitgezette politieke koers. Niet zwichtend voor eerloze compromissen over wie wel en wie geen dotatie krijgt. Het Vlaams Belang verlost de ‘royals’ met plezier van hun taken en dotaties. Dat de echte Vlaamse republikeinen maar opstaan…
Het Vlaams Belang stelde immers reeds geruime tijd geleden vast dat bijna elke begrotingsopmaak aanleiding geeft tot een verhoging van de aan de Koninklijke Familie toegekende financiële middelen. Het laatste decennium ontstond zelfs een inflatie aan dotaties die totaal niet in verhouding staat met de traditie ter zake. De globale dotatie aan de Koninklijke Familie is van 1993 tot nu met meer dan 60 {5a8ca0671fa48b7b0b3da73106a162f31624acb055d68eba393e0cab43ff1f3d} gestegen. De Grondwet bepaalt nochtans nergens dat de leden van de Koninklijke Familie aanspraak maken op een dotatie.
Er is in de eerste plaats de zogenaamde Civiele Lijst die wordt vastgesteld voor de duur van de regering van de desbetreffende Koning. Deze bedraagt voor de regering van Koning Albert II 6 048 602 euro ofwel 244 000 000 Belgische frank (wet van 6 november 1993). Dit bedrag wordt aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen bij overschrijding van de spilindex en wordt bovendien om de drie jaar geherwaardeerd, te rekenen vanaf 1994, op basis van de evolutie van de reële salarissen van de algemene administratieve diensten van de federale Staat en de verhogingen van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid. Rekening houdend met de indexering, de koopkracht, de loonkosten en sociale bijdrage, voorzag de begroting van 2010 een toelage van 10 388 000 euro. Als dotatie dient de Civiele Lijst om de uitgaven te verrichten die inherent zijn aan de uitoefening van de koninklijke functie. Deze uitgaven hebben hoofdzakelijk betrekking op de personeelsuitgaven (nagenoeg 70 {5a8ca0671fa48b7b0b3da73106a162f31624acb055d68eba393e0cab43ff1f3d} in 2005). De werkingskosten omvatten onder meer de administratiekosten, de verwarmings- en onderhoudskosten voor de koninklijke verblijven en het meubilair, de kosten voor het autopark, evenals de persoonlijke uitgaven en representatiekosten van de Koning en de Koningin. Bovendien geniet het Paleis van de vrijstelling van port en moet de Koning geen belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betalen bij de aankoop van auto’s.
Daarnaast besliste de federale wetgever om dotaties toe te kennen aan diverse leden van de Koninklijke Familie. De wet van 6 november 1993, die de Civiele Lijst vastlegt voor de duur van de regering van Koning Albert II, kent tevens een jaarlijkse dotatie toe aan Fabiola, de weduwe van Koning Boudewijn. Deze dotatie bedraagt, niet geïndexeerd, niet minder dan 1 115 520 euro ofwel 45 000 000 Belgische frank. De wet van 7 mei 2000 kent aan Prins Filip een jaarlijkse dotatie toe ten belope van 31 800 000 Belgische frank en aan Prinses Astrid een jaarlijkse dotatie van 11 000 000 Belgische frank, telkens niet geïndexeerd. Uiteraard is discriminatie in de Belgische modelstaat uit den boze en daarom werd bij de wet van 13 november 2001 besloten om tevens een jaarlijkse dotatie toe te kennen aan Prins Laurent, waarvan het bedrag niet geïndexeerd 272 682 euro bedraagt ofwel 11 000 000 Belgische frank. In de begroting van 2010 werden aldus volgende bedragen ingeschreven : Prins Filip 935 000 euro, Koningin Fabiola 1 462 000 euro, Prinses Astrid 324 000 euro en Prins Laurent 311 000 euro.
De Belgische Koninklijke Familie is niet bepaald de fanfare van honger en dorst. De persoonlijke goederen van de Koninklijke Familie zijn van enig niveau. Officieel wordt het persoonlijk vermogen van Koning Albert II geschat op 12,5 miljoen euro, wat, in september 2007, door het Koninklijk Paleis zelf werd bevestigd. Daarnaast bevat het fortuin ook een eigendom in Châteauneuf-de-Grasse (Zuid-Frankrijk) ter waarde van 1,5 miljoen euro en een jacht ter waarde van 1,3 miljoen euro. Bij het overlijden van Koning Boudewijn stond er evenwel 300 miljoen euro op buitenlandse banken geparkeerd en dit vooral om de aanzienlijke Belgische successierechten te omzeilen. Buitenlandse overzichten (vgl. het Britse tijdschrift Euro Business (1999)) gewagen zelfs van een persoonlijk familiefortuin van bijna 2,5 miljard euro en op 620 miljoen euro van Albert persoonlijk. Het tijdschrift telde daar wel de eigendommen van de Koninklijke Schenking bij.
De historische wortels van dit familiefortuin zijn terug te brengen tot de koloniale activiteiten in Congo, de verwevenheid van de Koninklijke Familie met de Société Générale en met enkele buitenlandse banken die discreet maar vastberaden de belangen van de Koninklijke Familie bij alle grote Belgische financiële transacties verdedigen. Het volstaat te zeggen dat de eerste Koning der Belgen niet tot de rijkste adellijke families van Europa behoorde en dat het tot aan Leopold II heeft geduurd eer de basis van het fortuin van de Saksen-Coburgs werd gelegd. De basis voor het koninklijk fortuin ligt wel degelijk in Congo en de schandalige manier waarop het werd verworven is een historisch gegeven. Laat het nu ook uitgerekend een Congo-reis zijn die de Civiele Lijst en dotaties terug in vraag doet stellen. Oh, ironie.
Senator Anke Van dermeersch: “Gezien de Koninklijke Familie via de Koninklijke Schenking, de Civiele Lijst en een via de Belgische Staat gegenereerd familiefortuin over voldoende middelen beschikken om die rol verder te vervullen, is het niet meer dan logisch dat de aanvullende dotaties aan de Koninklijke Familie tot nul worden herleid.â€
In bijlage vindt u nog de mondelinge vraag die senator B.Laeremans zal stellen in de volgende plenaire zitting van de senaat.
Lees hier de bijlage.