Vrijhandel en het risico op culturele teloorgang
De Senaat boog zich over het nog te onderhandelen vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Dit verdrag past in de ijver van de meeste politici om de wereld zoveel mogelijk open te gooien, te internationaliseren en alle grenzen weg te vagen. Hiermee wil men de vrijhandel bewerkstelligen, met als vermeend doel de welvaart en de economie hier en elders te doen groeien. Dergelijke verdragen gaan evenwel zeer ver, en kunnen zelfs tot gevolg hebben dat de culturele diversiteit in de wereld hierbij stilaan verloren gaat. Het Vlaams Belang steunde daarom een resolutie die wil dat het verdrag geen betrekking mag hebben op de audiovisuele en culturele sector. Volgens fractieleidster Anke Van dermeersch moet het besef zijn “dat culturele producten niet aan de regels van de vrijhandel kunnen worden onderworpen op dezelfde manier als sojabonen en zonnepanelen”.
Senator Van dermeersch wees op de noodzaak van beschermingsmaatregelen om te beletten dat de concurrentie kleinere spelers, zoals Vlaanderen, zou vernietigen. Als voorbeeld gaf ze onze bloeiende Vlaamse filmindustrie, die dreigt weggespoeld te worden door haar veel grotere Amerikaanse tegenhanger indien dit verdrag werkelijkheid zou worden.
Lees hier vraag en antwoord:
Voorstel van resolutie betreffende het uitsluiten van culturele producten uit het toekomstige Partnerschap inzake handel en investeringen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (van de heer Benoit Hellings c.s.; Stuk 5-2043)
(…)
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Het Vlaams Belang zal het voorliggende ontwerp van resolutie goedkeuren, maar vanuit een andere motivatie dan collega Hellings.
Ik citeer de toelichting: “Het verdedigen van de uitzondering voor culturele producten maakt deel uit van een ruimer streven om de wereldwijde handel op een meer egalitaire en duurzamere grondslag te organiseren”. Ik ben geen voorstander van egalitarisme. Dat is volgens mij een politiek-marxistisch begrip, waarvan ik mij afvraag wat het te maken heeft met een discussie over cultuur. Is de Europese filmindustrie meer egalitair dan de Amerikaanse ?
Hetzelfde geldt voor het begrip duurzaamheid. Wat doet dat mooie begrip in de discussie die hier gevoerd wordt? Duurzaamheid is weliswaar een minder beladen begrip dan egalitarisme. Zo kan het zinvol zijn om duurzaam te produceren, bijvoorbeeld als het gaat over windenergie of biobrandstof. Maar het begrip heeft volgens mij toch niets te maken met een expliciete uitzondering voor de audiovisuele en culturele sector. Die sector is in de VS immers even veel of even weinig duurzaam als in Europa.
De uitzondering voor de audiovisuele en de culturele sector zou een vorm van culturele bescherming moeten bieden. Niet om diversiteit na te streven, maar om te beletten dat de kleine cultuurgebieden weggespoeld worden in de tsunami van de grote cultuurgebieden. Concreet kan dat betekenen dat bepaalde beschermingsmaatregelen worden ingebouwd, bijvoorbeeld om te beletten dat de Franse, Italiaanse, Spaanse of Vlaamse filmindustrie weggespoeld wordt door de veel grotere, Amerikaanse tegenhanger.
De kern van die clausule zou het besef moeten zijn dat culturele producten niet aan de regels van de vrijhandel kunnen worden onderworpen op dezelfde manier als sojabonen, zonnepanelen of T-shirts.
Ieder land, iedere taalgroep heeft het recht om zijn eigen taal- en cultuuruitingen op zijn grondgebied te beschermen tegen de vernietigende concurrentie van veel grotere landen. In de filmindustrie gaat het dan in de eerste plaats over de Verenigde Staten. Laten we lering trekken uit de tragische verdwijning van het Bretoens in Frankrijk. Ondanks de hardnekkige pogingen tot verfransing vanuit het centralistische Parijs, heeft het Bretoens goed stand gehouden tijdens de negentiende en twintigste eeuw. Vanaf 1950 begon echter de ondergang van het Bretoens. Die kwam er niet door een strenger beleid van verfransing, maar wel door de opkomst van de televisie, die uiteraard enkel in het Frans uitzond. Als we niet opletten, kan hetzelfde gebeuren met alle niet-Engelstalige gebieden in Europa. Zelfs in Frankrijk zelf komt het Frans steeds meer onder druk te staan van het Engels. Film, video en televisie spelen in dat verband uiteraard een nefaste rol.
Ik pleit natuurlijk niet voor een toestand waarbij in Vlaanderen alleen maar Vlaamse films of Vlaamse televisiefeuilletons kunnen worden bekeken. Het zouden dan vaak heel saaie avonden zijn. Dat is een extreem protectionisme waar onze fractie absoluut niet achter staat: het is immers een uiting van een bekrompen houding die leidt tot gemakzucht. Als de concurrentie wegvalt, steekt gemakzucht de kop op, met een kwaliteitsdaling tot gevolg. Maar we willen ook niet dat er in de toekomst geen enkele Vlaamse film of feuilleton meer zal worden gemaakt omdat alle productiehuizen zullen weggeveegd zijn door Amerikaanse concurrenten. Dat is dan weer het andere uiterste.
Tussen die beide extremen ligt een gezonde middenweg waarbij een zekere concurrentie mogelijk blijft. Zo zou ik ook Lord of the Rings of Avatar zeker niet willen missen. Wel zijn er beschermingsmaatregelen nodig om te beletten dat de concurrentie kleinere spelers zoals ons land vernietigt en er uiteindelijk maar twee grote spelers, de Verenigde Staten en India, overblijven. Dat zou pas een verarming betekenen.
Wie uitzonderingsmaatregelen toestaat om de Europese filmindustrie te beschermen tegen Amerikaanse concurrentie, mag zich evenmin hardnekkig verzetten tegen dergelijke maatregelen, als het erom gaat gewone werknemers in andere sectoren te beschermen. Ons land heeft het recht en de plicht de werkgelegenheid ook te beveiligen tegen bijvoorbeeld oneerlijke concurrentie en dumpingpraktijken van China. De afgod van de globalisering is immers geen tienduizenden arbeidsplaatsen waard.
De huidige politieke kaste in vrijwel alle Westerse landen is momenteel geobsedeerd door internationalisering en het wegwerken van grenzen. Uit deze discussie is echter gebleken dat het uitgangspunt dat alles voor de hele wereld moet worden opengegooid, verkeerd is. Dat geldt niet alleen voor films en andere audiovisuele vormen. De wereld is te grootschalig voor een mens. Mensen voelen zich pas thuis, als ze zich geborgen weten in kleinere geledingen zoals een dorp, wijk of stad. Ze hebben behoefte aan veilige grenzen en aan een natiestaat die hun cultuur en legitieme belangen verdedigt.
Zonder het te beseffen verdedigt collega Hellings met zijn voorstel van resolutie een nationalistisch standpunt. Voor één keer is blijkbaar het inzicht doorgedrongen dat mensen geen wereldburgers zijn, maar burgers van één bepaald land, van één bepaalde taalgroep en van één cultuurgebied. Eindelijk is het besef aanwezig dat de toekomst niet ligt in ongebreidelde internationalisering, maar in de bescherming en afgrenzing van onze culturele eigenheid. Onze fractie zal dan ook het voorstel met genoegen goedkeuren, zij het om geheel andere redenen dan de indiener.