Via een motie, goedgekeurd tijdens de plenaire vergadering van 17 november 2010, vraagt het Vlaams Parlement aan minister Smet om – alvorens over te gaan tot een nieuwe financiering van het basis- en secundair onderwijs – eerst een evaluatie te maken van de huidige financiering. Tevens dient de minister, alvorens de nieuwe criteria van het GOK-beleid te hanteren, minstens de effectiviteit van het GOK-beleid na te gaan. Aanleiding van deze motie is de interpellatie van ondergetekende in de Commissie Onderwijs van 21 oktober laatstleden.
  Voor het leerplichtonderwijs (basis- en secundaire scholen) wordt door de minister een nieuwe financiering in het vooruitzicht gesteld. In de oorspronkelijke beleidsnota was dit voorzien voor september 2011, maar de minister wil dit nu uitstellen en koppelen aan de hervormingen van het secundair onderwijs.   Voor het nieuwe omkaderingssysteem zullen niet alleen de huidige financieringskenmerken (aantal uren leraar per leerling) gehanteerd worden, maar zullen vooral de financieringskenmerken van het GOK-beleid (Gelijke KansenOnderwijs) toegepast worden. Bij de toekomstige financiering zullen de GOK-scholen dus nog meer bevoordeeld worden dan de niet-GOK-scholen omdat de financiering via het GOK-beleid niet langer een flankerend beleid zal zijn, maar de reguliere financiering zal uitmaken. Tijdens een hoorzitting van de Werkgroep Kleuterscholen bleek dat nu al ‘witte’ kleuterscholen, zoals zij de niet-GOK-scholen noemden, soms tot meer dan 10% minder middelen ontvangen dan ‘niet-witte’ scholen.   Nochtans werd de huidige financiering nooit geëvalueerd door het departement Onderwijs. Zoals men kan opmaken uit het verslag van het Rekenhof (6 januari 2010) kent de overheid zelfs de ware klassengrootte niet. Bovendien is er geen zicht op de doelmatigheid van het GOK-beleid. Nochtans behoort het tot de decretale opdracht van de minister om driejaarlijks een doelmatigheidsanalyse uit te voeren. Twee van dergelijke analyses hadden al moeten plaatsvinden, een derde zou tegen september 2011 moeten gebeuren.   Het Vlaams Parlement heeft de minister dan ook terecht teruggefloten en hem de taak gegeven eerst zijn wettelijke opdrachten te vervullen en de effectiviteit van het GOK-beleid na te gaan alvorens nog meer GOK-middelen toe te kennen.