Zombiebanken
Op wo. 29 april 2009 houdt senator Anke Van dermeersch in de plenaire vergadering van de senaat de hierna volgende tussenkomst aangaande de bankcrisis.
Samen met Gerolf Annemans, die ook vast commissielid is van de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis, weigerde zij het rapport met aanbevelingen goed te keuren. Alle overige partijen keurden slaafs alles goed.
Tussenkomst senator Anke Van dermeersch:
Mijnheer de voorzitter, minister, staatssecretaris en collega’s.
Een aantal aanbevelingen die de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis, geformuleerd heeft zijn zonder meer zeer nuttig en zeer zeker gewenst.
Het rapport van de experts is klaar en duidelijk en liegt er niet om wanneer het bij wijlen brandhout maakt van het risicobeheer van de door winstbejag verblinde banken, het negeren van waarschuwingen en de slechte interne en externe communicatie.
De vraag is echter wat deze commissie precies wou bereiken en uiteindelijk heeft bereikt.
Een dieper inzicht in de crisis? Daartoe volstaat het om wat boeken te lezen en de gespecialiseerde pers regelmatig te raadplegen.
Of was het de bedoeling om een antwoord te formuleren op de vraag of de crisis in ons land juist is aangepakt? Dat lijkt me nogal ambitieus. De bankencrisis is bovendien nog lang niet voorbij. Dagelijks doen zich nieuwe ontwikkelingen voor. Over een paar jaar kunnen we daarover pas zinnig een oordeel vellen mijns inziens.
En een publiekelijke ‘sorry’ van de bankiers kon ook al niet, temeer de commissie grotendeels achter gesloten deuren plaatsvond. Tot mijn grote spijt.
In een aantal van de aanbevelingen komt echter een te groot vertrouwen tot uiting in de wijze waarop het Europees niveau aan bod moet komen in de huidige financiële crisis.
Zo wil men bijvoorbeeld bepaalde aspecten van het toezicht op de bank- en financiële instellingen overhevelen naar dit Europese niveau waar dat niet thuishoort.
We moeten onze eigen voorzorgen en maatregelen nemen omdat het prijskaartje van de huidige financiële crisis in ernstige mate bij de nationale lidstaten en hun belastingbetalers terechtkomt. Het is onverantwoord om het toezicht en dus de beslissingsbevoegdheid naar Europa over te hevelen en het prijskaartje bij onze burgers te laten. Voor wat hoort wat.
In de ogen van het grote publiek doet de centrale bank niets meer dan de rente op en neer bewegen in functie van de economische omstandigheden en euro’s drukken.
Een gedurfd onconventioneel monetair beleid en duidelijke beleidskeuzes, dat is wat we nodig hebben van de ECB, maar juist daar blijf ik en de Europese burger op zijn honger zitten.
Een meer Europese toezicht, indien het er komt, moet hoe dan ook heel nauwgezet en duidelijk worden uitgebouwd met een waterdichte structuur, een verantwoordelijk bestuur en duidelijke bevoegdheden.
Ik heb verder geen bezwaar tegen een doorgedreven integratie van micro- en macro-economisch toezicht op niveau van de lidstaten.
Een doorgedreven samenwerking en integratie van de lidstatelijke toezichtsorganen dringt zich op, maar zoals ik al zie, een aantal van de aanbevelingen vertonen echter hiaten.
Ik betreur ook ten zeerste dat er geen fundamentele hervormingen zijn voortgekomen uit de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis, zoals bijvoorbeeld inzake de gedragscode of de verloning van bankiers.
Dit moet nu, meteen – zonder te wachten op wettelijke en/of reglementaire regelgeving die deze hervormingen moeten veralgemenen – van toepassing gemaakt worden in de financiële instellingen waarvan de overheid ingevolge de crisis mede-eigenaar of zelfs hoofdaandeelhouder is geworden.
In de loop van het onderzoek door de bijzondere commissie over de financiële en bankcrisis is tevens de behoefte naar boven gekomen om nader onderzoek te voeren.
Een aantal factoren binnen het kader van deze bijzondere commissie konden onmogelijk op een deftige manier belicht worden.
Zo is er bijvoorbeeld afhandeling van de nog steeds lopende dossiers Fortis en Dexia of de niet-uitvoering van akkoorden met Nederland, alsook bijvoorbeeld de persoonlijke verantwoordelijkheden van een aantal hoofdrolspelers, de rol van het koningshuis, enz.
Het rapport is ook te licht voorbijgegaan aan aspecten van ongebreidelde globalisering, wereldomvattende structuren en netwerken en het axioma van de groei, alsook aan de mate waarin die ertoe hebben bijgedragen dat een relatief kleine crisis op de Amerikaanse hypotheekmarkt een financiële wereldcrisis is kunnen worden.
Tot mijn ontsteltenis heb ik moeten vaststellen dat bepaalde zwaarwichtige vaststellingen inzake het falen van het toezicht van CBFA in dit rapport blijkbaar niet mocht of kon leiden tot een debat over politieke verantwoordelijkheid en/of depolitisering van het beheer van het CBFA.
Persoonlijk vind ik dat het opgaan van de Bankcommissie in de Nationale Bank niet noodzakelijk tot een beter toezicht zal leiden.
De Nationale Bank (NBB) is momenteel bevoegd voor de algemene controle van de economie, de macro-prudentiële controle, en de controle op de Commissie voor het Bank-, Assurantie- en Financiewezen (CBFA) en ten slotte voor de controle op de banken zelf, de zogenaamde micro-prudentiële controle.
Het invoeren van een bijkomende ‘meso-prudentiële’ controle kan een hulp zijn bij het voorkomen van de volgende finaniciële crisis, maar hoe dan ook moet het bestaande samenwerkingsorgaan tussen de NBB en de CBFA, het Comité voor Financiële Stabiliteit (CSF) versterkt worden.
Om al deze redenen zou ik dan ook de regering willen verzoeken om meteen uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de commissie in die financiële instellingen, waar de overheid een participatie nam, en de rol van aandeelhouder voluit te spelen om op die terreinen die in het raam van deze aanbevelingen meteen uitvoerbaar zijn vooruit te lopen op wettelijke hervormingen die nadien deze aanbevelingen zullen veralgemenen.
De bepalingen inzake corporate governance, de verloning van bestuurders en bankiers, en het onderscheid tussen deposito- en handelsbank komen daar – naast andere – meteen voor in aanmerking.
Begin oktober 2008 pleitte ik al voor het splitsen van de banksector in ‘cowboy’-banken en ‘rentmeesters’-banken
Om de financiële crisis echt aan te pakken zijn structurele maatregelen nodig die voldoende kordaat zijn om het vertrouwen van spaarders en beleggers te herstellen.
Het optrekken van de minimumgarantie voor spaarboekjes tot 100.000 euro is een goed begin voor de kleine spaarder maar is geen afdoende oplossing om het vertrouwen van spaarders in de financiële instellingen te herstellen.
In mijn analyse van de financiële crisis kwam ik tot de vaststelling dat deze grotendeels een gevolg is van twee structurele problemen: een gebrek aan transparantie en een gebrek aan controle.
De essentiële oorzaak van deze crisis is zonder meer het gebrek aan transparantie van de banksector. De boekhouding van de banken geeft geen duidelijk beeld van de reële situatie waarin zij zich bevinden. Sommige banken – zoals Fortis en ABN Amro – hebben voor miljarden euro’s buitengewone verplichtingen buiten de balans gehouden om hun bezittingen groter te laten lijken en zo hun waarde artificieel hoog gehouden.
Aldus hebben beleggers een onduidelijk zicht op de risico’s die daaruit voortvloeien
Op de interbancaire markt heeft dit geleid tot een vertrouwensbreuk met de gekende liquiditeitsproblemen tot gevolg.
Ik ben dan ook van mening dat er om het vertrouwen te herstellen dringend werk gemaakt moet worden van meer financiële en bancaire transparantie door onder meer boekhoudkundige realiteitszin op te leggen.
Nieuwe boekhoudkundige verplichtingen in deze zin dienen dan in de toekomst stringent toegepast te worden om zo meer transparantie op de financiële en interbancaire markten te garanderen.
Een tweede belangrijke oorzaak van de huidige crisis is het falen van de controle van de Commissie voor het Bank Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Zachtjes uitgedrukt mag worden gesteld dat dit controlemechanisme heeft gefaald en dat de werking moet worden herdacht. De CBFA beschikt als toezichthouder niet over afdoende controle-instrumenten om zijn taak als regulator waar te nemen en heeft in deze crisis laten blijken dat zij niet kort op de bal kunnen spelen.
Een dringende herziening van de regulerende bankautoriteit en het financieel controlemechanisme in ons land is aan de orde. De huidige politiek benoemde bankautoriteit CBFA voldoet niet.
Volgens mij moet de overheid de banksector drastisch hervormen om het vertrouwen bij de bevolking blijvend te herstellen.
Een mogelijke oplossing kan bestaan in het splitsen van de bancaire sector in een tak “investeringsbanken†en een tak “commerciële bankenâ€. Deposito- en handelsbanken.
De commerciële tak zou zich dan uitsluitend kunnen toeleggen op beleggingen met een laag risico, spaarproducten voor de gewone spaarder, hypothecaire leningen en gelijkaardige bankproducten die geen grote risico’s inhouden noch voor de spaarder-belegger, noch voor de financiële instelling. De spaargelden bij deze commerciële banken zouden dan altijd 100% terugbetaalbaar zijn bij faillissement, net zoals alle kredietvormen volledig gewaarborgd worden.
De tak investeringsbanken kan dan alle overige ‘cowboy’-transacties aanbieden aan een cliënteel dat zich terdege bewust is van het financiële karakter van deze banken en met kennis van zaken grotere risico’s neemt.
Los van het bovenstaande ben ik van mening dat de Belgische “haute finance “ zichzelf altijd gelieerd heeft aan de Franse belangen. Waar andere landen, zoals bijvoorbeeld Nederland, als “staat†optreden om de belangen van hun spaarders te vrijwaren, mag onze regering naar Parijs rijden om de zaak daar uit te verkopen. Het wordt dringend tijd dat ook in deze sector het verankeringsdebat opnieuw wordt aangezwengeld.
Ons banksysteem moet ongetwijfeld kordaat gesaneerd worden en dit eventueel met overheidstussenkomst. We moeten er echter over waken dat we niet achterblijven met een paar zombiebanken in ons land, die overeind werden gehouden door de overheid, maar die hun rol van kredietverlener aan gezinnen en bedrijven niet meer vervullen.
Ten slotte wens ik aan te dringen op – wat in een bepaalde fase van de oprichting van de gemengde commissie trouwens in het vooruitzicht werd gesteld – de oprichting van een onderzoekscommissie met tot doel het onderzoek zoals het door deze gemengde commissie werd aangevat verder te zetten.
Dit ondermeer in de richting van een aantal factoren, zoals de afhandeling van de nog steeds lopende dossiers Fortis en Dexia of de niet-uitvoering van akkoorden met Nederland, alsook bijvoorbeeld de persoonlijke verantwoordelijkheden van een aantal hoofdrolspelers, de rol van het koningshuis enz.
Of is ook dit al op voorhand afgesproken verboden terrein ?