Begrotingsaanpassing 2023 – Toespraak in plenaire dd. 29/06/2023
Mevrouw de Voorzitter,
Geachte collega’s,
Op het eerste zicht is er over de begrotingsaanpassing light niet veel te vertellen. Maar schijn bedriegt.
Het tekort (of vorderingssaldo) stijgt helaas met 145,3 miljoen tot iets meer dan 3 miljard.
3 miljard en 67 miljoen om precies te zijn.
Twee zaken vallen hierbij op.
Ten eerste: De initiële begroting voor 2023 werd ingediend met een tekort van ‘maar’ 2,921 miljard. En dit niettegenstaande dat er voor 2023 zelfs voor 4,9 miljard bijkomende ontvangsten waren.
4,9 miljard bijkomende belastingen opgehoest door ons allen, door alle Vlamingen dus.
We betaalden deze 4,9 miljard omdat er enerzijds hogere lasten en belastingen ingevoerd werden door deze Vlaamse regering.
Bijvoorbeeld de afschaffing van de Woonbonus of de algemene verhoging van het registratierecht naar 12% en de afschaffing van de meeneembaarheid.
Anderzijds door de hoge inflatie en de parallelle indexeringen waardoor de mensen in hogere belastingschijven vielen en dus meer belastingen moesten betalen.
Uiteraard stonden er tegenover deze hogere ontvangsten ook hogere uitgaven voor de regering, door bijvoorbeeld de indexeringen.
We weten precies hoeveel, namelijk 2 miljard 843 miljoen.
Dat is trouwens de verdienste van de werkgroep in het Vlaams Parlement over de Uitgavennorm onder leiding van mevrouw Wivina Demeester, een overigens zeer goede begrotingsminister destijds.
Ze toonden aan dat bij een stijging van de gezondheidsindex met 2% de Vlaamse uitgaven met 1,16% stegen.
Dus het verschil tussen de veel hogere inkomsten van deze regering en de minder hogere uitgaven was vrij besteedbare marge voor deze regering, een marge van 2 miljard 57 miljoen.
En ondanks dat er dus zo ruim 2 miljard vrije marge was, slaagt deze regering er toch niet in om binnen deze marge te blijven.
Nee, ze heeft nog eens 145 miljoen meer nodig en dus ronden we de kaap van de 3 miljard tekort.
Zijn we er dan? Nee, want zoals ik al zei, schijn bedriegt. Want met die 145 miljoen bijkomend tekort zijn we er niet.
Er worden ook nog eens voor 1 miljard 251 miljoen bijkomende verbintenissen afgesloten.
En daar bovenop wordt ook nog eens 523 miljoen gedaan, want de indexprovisie wordt ook gewoonweg omgezet in uitgavenbeleid.
En dat miljard is misschien nu budgettair gezien niet direct nodig, maar het neemt niet weg dat deze regering zinnens is om dat miljard meer te gaan uitgeven en waarvoor op vandaag de middelen dus ontbreken.
Wanneer ik dan de aanpassing van de begroting meer in detail bekijken dan valt op dat de grootste wijziging te vinden is bij de bouwkosten Oosterweel. Binnen Mobiliteit en Openbare Werken neemt de post BAM/Lantis toe met 1,041 miljard in vastleggingskredieten.
Het Rekenhof stelde hieromtrent dat de bijkomende kosten voor Lantis enkel betrekking hebben op de aanpassingen aan het prijspeil van 2021 en dat de prijsstijgingen voor 2022, voor 2023 en volgende jaren hier niet in verwerkt zijn.
Er zit hier dus nog een belangrijke verdoken kost en kredietbehoefte in verborgen.
En de vraag is natuurlijk, is het kredietbehoefte of is het bijkomende schuld?
Het Rekenhof merkte overigens ook op dat er een verschuiving is van financiering door het Vlaams Gewest naar het financieel model van Lantis. Dus naar de tolheffingen, te betalen door de gebruikers.
Die tolheffingen kunnen niet oneindig stijgen.
Ze werden reeds met 22,5% opgetrokken om de rekening te doen kloppen.
En uit de laatste Voortgangsrapportage van het Rekenhof over Oosterweel bleek al dat nu reeds voor de tolheffingen wordt uitgegaan van hogere prognoses dan het verkeersmodel toelaat.
Bovendien is er de Europese Tolrichtlijn die ook grenzen stelt.
Oosterweel is ondertussen een budgettair ‘Zwaard van Damocles’ boven de Vlaamse begroting hangt.
Los van de noodzakelijkheid van de werken, kan de kar zodanig overladen worden tot de assen breken.
Budgettair zijn we daar niet ver meer vandaan.
Intussen zie ik in de Vlaamse begroting geen posten, of provisies, om ons hiertegen in te dekken. Het zou bijvoorbeeld wijs geweest zijn om de geschrapte indexprovisies om te zetten in Oosterweelprovisies en zo enige reserves aan te leggen.
Dat gebeurt evenwel niet.
Deze begroting is, andermaal, een begroting gedreven door de Uitgavendrift van deze Vlaamse regering.
De Uitgavendrift van deze Vlaamse regering is de constante in haar budgettair beleid.
Iedere begroting wordt ingediend met miljardentekorten, en deze tekorten vertalen zich in een oplopende schuld. Deze Vlaamse regering is besmet geraakt met de ziekte van “deficit spending” waar de federale regering al jaren aan lijdt.
Deze regering vertrok in 2019 met een schuld van 24 miljard.
De geconsolideerde schuld bedroeg eind 2022 al 36 miljard.
Voor 2023 verwacht deze regering nog eens een toename van de geconsolideerde schuld met 5 miljard. De totale schuld zal dan uitkomen op ruim 41 miljard.
Uiteraard heeft dat ook effect op de rentekosten die blijven oplopen en die gaan volgens de Meerjarenraming van vorig jaar, in 2027 ruim het miljard overschrijden.
Rentekosten gaan dus van minder dan 400 miljoen in 2022 naar 1,2 miljard in 2027.
Ik hoop dat de Vlaamse minister van Financiën en Begroting bekend is met het budgettaire koekoekseffect. Want dat begint wel echt te spelen.
En tot slot wordt het nog het pijnlijkst wanneer het laatste rapport van het ‘Instituut voor Nationale Rekeningen’ wordt bekeken.
Daaruit blijkt dat in de periode 2018-2022 er in Vlaanderen een stijging van de schuld was van 18 miljard of 76%.
Dat is dus zelfs meer, dan de 55% schuldstijging bij de Franse Gemeenschap en de 58% in het Waals Gewest.
Het doet me als Vlaming pijn, maar dit zijn beschamende cijfers. We kunnen deze begroting dan ook onmogelijk goedkeuren.
Wij gaan ook het ontwerp van programmadecreet bij de Begrotingsaanpassing 2023 niet goedkeuren, omdat wij van oordeel dat het programmadecreet nog altijd misbruikt wordt om wijzigingen aan regelgeving in te voeren die een debat en behandeling ten gronde verdienen en dus niet thuis horen in een programmadecreet.
De “band met de begroting” bestaat er momenteel in dat ter een budgettaire weerslag is, maar dit is volgens ons onvoldoende om opname in een programmawet te verantwoorden.
In die visie zou elke decreetswijziging via het programmadecreet kunnen en dat holt het parlementaire werk uit en dat kunnen wij niet aanvaarden.
Bovendien wordt niet steeds de budgettaire weerslag opgegeven in deze programmawet en als die dan al gegeven wordt, is het veelal onduidelijk of die gegeven budgettaire weerslag, een weerslag is op kruissnelheid of niet.
Verder is het ook zeer merkwaardig dat men bij Onderwijs blijkbaar nog steeds niet bekend is met de Vlaamse Brede Heroverwegingen.
Ik weet dat er voor Onderwijs vele nieuwe en bijkomende behoeften zijn, maar de Vlaamse Brede Heroverweging laat juist toe om oude behoeften op relevantie te toetsen en zo, eventueel, ruimte te maken voor de financiering van de nieuwe behoeften.
Ook in Onderwijs mag een aanwasbegroting niet vanzelfsprekend zijn, en die is er helaas.
Ik geef tot slot nog enkele voorbeelden:
Artikelen 15, 20, 21, 22 en 23: Deze structurele, organieke regelingen zouden binnen de reguliere werking en subsidiëring opgevangen moeten worden en niet in een programmadecreet. Bovendien is het zelfs een mogelijk precedent.
En dan zijn er dus nog de artikels 25 en 34 waarbij een geen budgettaire weerslag of kost wordt gegeven, zoals ik al zei.
U hoort het, redenen genoeg waarom wij dit ontwerp van programmadecreet niet kunnen goedkeuren.
En we hopen dat het volgende programmadecreet bij de begroting voor 2024 nu eens een echt programmadecreet wordt, zoals het bedoeld is, nl. dat voor alles wat opgenomen wordt in een programmadecreet een band met de begroting aangetoond wordt en er geen misbruik van gemaakt wordt om specifieke regelgeving voor een bepaald beleidsveld in te voeren.
Want zo ontstaat voor de burgers en bedrijven door de opeenvolgende wijzigingen van regelgevingen via programmadecreten een wirwar aan regelgeving, die de lezing en toepassing van de regelgeving veel te moeilijk maken.
Goede regelgeving hoort thuis een specifiek decreet dat grondig besproken en geanalyseerd wordt in een parlementair debat, waarna het duidelijk gecommuniceerd en geïmplementeerd kan worden.
Een programmadecreet voldoet hier niet aan.
Prijsvraag
Naar aanleiding van dit debat over de begrotingsaanpassing 2023 vond ‘snitch’ het nodig om in z’n valselijke stijl onderstaande te beweren. Beter nog hij poneerde zelf de stelling en beweerde vervolgens dat dat mijn mening zou zijn…
Wie in mijn uiteenzetting het woord ‘leerlingen’ vindt, krijgt van mij een dikke kus en mag een bank vooruit!