Franstalige genadeverzoeken worden lakser ingewilligd
Senator Anke Van dermeersch stelt vast dat er sterke communautaire verschillen bestaan in het inwilligen van genadeverzoeken. De voorbije drie jaar werd, respectievelijk 6%, 1,9% en 2,9% van de Nederlandstalige genadeverzoeken ingewilligd. Voor de Franstalige genadeverzoeken waren die percentages 18%, 15,5% en 10,1%. Dat is een aanzienlijk verschil.
Het genadeverzoek is krachtens artikel 110 van de Grondwet een prerogatief van de Koning en moet krachtens diens discretionaire bevoegdheid in dat verband niet met redenen worden omkleed en dus eigenlijk ook niet worden verantwoord.
Het huidige systeem is achterhaald en toe aan een meer doorzichtige procedure, waarbij beslissingen worden gemotiveerd, aantoonbaar op objectieve grondslagen zijn gebaseerd en waarbij er terdege rekening wordt gehouden met de straftoebedeling door de rechter.
Senator Anke Van dermeersch liet dan ook niet na de minster van Justitie, Stefaan De Clerck hierover te ondervragen.
De minister van Justitie steunt bij de beoordeling van een genadedossier op de voorbereiding en een syntheseadvies door de dienst Genade van de FOD Justitie. Bij het formuleren van de adviezen moet de dienst Genade zich baseren op de interne richtlijn die zijn voorganger Verwilghen in 1999 uitvaardigde.
In de jaren 1996 tot 1998, de Dutroux-periode, was er ook al veel discussie ontstaan over de genademaatregel. De genademaatregel werd destijds zelfs gebruikt om problemen in de strafuitvoering op te vangen, onder meer de overbevolking in gevangenissen.
De minister bevestigt het grote communautaire verschil in het aantal gevallen waar genadeverzoeken werden ingewilgd en verklaart dit in de eerste plaats door het grotere aantal Franstalige genadeverzoeken dan Nederlandstalige.
De adviespolitiek van de bevoegde instanties, de sociale en financiële situatie van de aanvragers, het strafbeleid van de rechtbanken geven echter aanleiding tot dit grote verschil.
De minister is echter van oordeel dat de principes van het huidige systeem niet gewijzigd dienen te worden, maar wil enkel nog sleutelen aan de doorlooptijden van de genadeverzoeken. Hiervoor zijn er al contacten geweest met het College van procureurs-generaal en met de dienst Genade en worden momenteel intiatieven genomen om de adviesverlenende instanties aan te sporen tot een meer gemeenschappelijke aanpak.
Van enige gemeenschappelijk rechts- en rechtvaardigheidsgevoel in dit land is tot nader order dus geen sprake, zelfs niet wat betreft genadeverzoeken.