Is het VOKA subsidieverslaafd?
Begin 2023 stelde Anke Van dermeersch aan alle Vlaamse ministers een vraag naar de subsidiëring van VOKA over de voorbije 3 jaar. Maar ook vroeg zij of er, over dezelfde periode, met het VOKA dienstenopdrachten werden afgesloten. Dienstenopdrachten zijn immers vaak een methode om, op basis van prestaties, middelen aan een private partner toe te kennen.
Wat blijkt uit de antwoorden?
De voorbije 3 jaar ontving het VOKA voor bijna 10 miljoen euro aan subsidies. Voor 9.897.515,87 euro om precies te zijn.
Uiteraard staan er tegenover deze subsidies projecten, het zou er nog aan ontbreken. Subsidies zijn dan wel “om niet” zoals dat wordt benoemd, er staat wel een te leveren project of prestatie tegenover. Maar afgerond bijna 10 miljoen euro op 3 jaar is niet min. Deze subsidies zijn ook verspreid over de talloze vzw’s van VOKA zodat er niet kan gesproken van een subsidie aan “het” VOKA. VOKA is de som van vele vzw’s.
Niet alle Vlaamse ministers verstrekken subsidies, sommige zelfs helemaal niet, anderen veel tot zeer veel. Dat is ook functie van de finaliteit van het VOKA, namelijk een netwerk van dienstverlening aan en voor bedrijven. Het is dan ook niet onlogisch dat de subsidies vooral uit Economie en Werk afkomstig zijn.
Het rijtje: J. Jambon: 576.510 euro,
Z. Demir: 170.587 euro,
L. Peeters: 950.000 euro; waarvan 200.000 euro via Lantis (BAM),
J. Brouns: 8.200.358,16 euro, waarvan 6.321.086,2 euro via Werk en Sociale Economie en 1.879.271,96 euro via Economie.
Nu kan gesteld worden dat 1,879 miljoen aan subsidies van het beleidsveld Economie over 3 jaar aan een belangenorganisatie van ondernemingen wel meevalt, toch op een globale pot van bijna 10 miljoen . Maar we zijn er nog niet. Er zijn ook nog wat handigheidjes, en die kosten de Vlamingen ook geld.
En voor de handigheidjes vangen we aan met L. Peeters.
De subsidies voor 750.000 euro ( 3x 250.000 euro/jaar) via haar Departement MOW zijn eigenlijk Overeenkomsten m.b.t. de aanstelling van een mobiliteits- en beschikbaarheidsmanager in het kader van het Masterplan Antwerpen 2020, voor 140.000 euro per jaar aangeleverd door VOKA, hier de vzw VOKA Kamer van Koophandel, en in kader van het programma Ring RO voor 110.000 euro/jaar aangeleverd door de vzw VOKA Vlaams-Brabant.
Uiteraard zijn beide vzw’s hiervoor bijzonder deskundig en is deze deskundigheid niet beschikbaar in haar, nochtans niet klein, departement.
Vraag is dan: wat doen die ingenieurs van het departement MOW dan de hele dag.
Maar daarnaast is er ook nog via Lantis het handigheidje van de aanstelling van een accountmanager vanaf 2022. Daarbij wordt gesteld dat het niet gaat om een dienstenopdracht (dus geen overheidsopdracht, en dus geen mededinging) maar om een Samenwerkingsverband, en goedgekeurd op de Raad van Bestuur van Lantis.
Het is daarbij de bedoeling van dat samenwerkingsverband om “een hefboom te creëren naar de regionale ondernemerswereld”. Maar in de Raad van Bestuur van Lantis zitten, minstens, 2 bestuurders met banden met VOKA.
Kunnen die bestuurders niet voor de hefboom zorgen? En, meer formeel, hoe kwam de beslissing tot stand met 2 bestuurders (op 10 stemgerechtigde) die niet onafhankelijk waren en, minstens, een belangenconflict hadden?
De subsidies via J. Brouns, en voorgangers voor de duidelijkheid: In totaal voor 8.200.358,16 euro, waarvan 6.321.086,3 euro via Werk en Sociale Economie en 1.879.358,16 euro via Economie.
Al deze subsidies zijn omschreven als projectsubsidies.
Wat deze projecten precies inhouden is niet duidelijk. Maar projecten kunnen ook een mooie verpakking zijn om de reguliere werking, of een deel ervan, van de subsidietrekker te financieren. Dat kan.
En er is bij Economie nog een bijzonder handigheidje, net daarom was de vraagstelling van Anke Van dermeersch uitgebreid naar dienstenopdrachten.
Er werd met de vzw VOKA Shared Services een dienstenopdracht afgesloten ingaande op 1 juli 2020 en 3x verlengbaar. Voor 2021 en 2022 werd er verlengd en dat zal ook wel voor 2023 zijn. Deze dienstverlening betreft dienstverlening aan het ondernemerschap en kost op 3 jaar (2020-2022) 18.418.956,2 euro. En bij logische verlenging in 2023 komt daar nog 6.139.660 euro (bedrag van 2022) minstens (bij geen indexatie) bij. Dat is dus een dienstenopdracht van 24.558.616,2 euro.
Dergelijke overeenkomst kan op 2 wijzen bekeken worden, enerzijds financieel en anderzijds deontologisch.
Eerst financieel: Ter vergelijking. In de begroting 2023 zien we dat de loonkost van de volledige administratie Economie 41,421 miljoen bedraagt. De loonkost voor de administratie Werk en Sociale Economie bedraagt 26,323 miljoen en de loonkost van de administratie Cultuur bedraagt 24,098 miljoen.
M.a.w. op 4 jaar ontvangt het VOKA voor ondersteuning van de administratie 60% van de jaarlijkse loonkost van die administratie. Of per jaar 15%, m.a.w. de administratie is voor haar werking voor 15% afhankelijk van VOKA.
Voor de eigenlijke werking van de administratie Economie is er, in de begroting 2023, een budget van 3,730 miljoen voorzien. Het VOKA ontvangt, uiteraard voor bepaalde prestaties, per jaar bijna het dubbele (6,139 miljoen) van de totale werkingskost van die administratie (3,730 miljoen).
Of anders, het VOKA ontvangt over 4 jaar meer dan het globale jaarbudget voor lonen voor een volledige administratie Cultuur, Jeugd en Media.
Is dit normaal?
Nu deontologisch: Is het deontologisch aanvaardbaar dat een organisatie die handelt als belangenvertegenwoordiger van de ondernemingen, en daar is op zich niets mis mee, ook optreedt als ondersteuning van een administratie waar over de verdeling van publieke middelen aan die ondernemingen wordt beslist?
En is het aanvaardbaar, gelet op de belangrijkheid van de toegekende budgetten, dat dergelijke ondersteuning leidt tot een feitelijke afhankelijkheid van de administratie van die organisatie waarvan netwerking en service aan ondernemingen de kerntaak is?
En hoe onafhankelijk is die administratie nog? Goed bestuur is anders.
Anke Van dermeersch is daar zeer duidelijk over: “Publieke middelen zijn middelen van de Vlamingen en dienen te worden besteed door de Vlaamse administratie en de bevoegde Vlaamse minister onder controle van het Vlaams Parlement. Private rechtspersonen hebben daar geen uitstaan mee, dat leidt alleen tot rechter en partij situaties en die zijn absoluut te vermijden.”
Wanneer de periode van 3 jaar (2020-2022) wordt beschouwd dan is er een overheveling van middelen (subsidies en overeenkomsten) van de Vlaamse begroting naar het VOKA van 28,230 miljoen euro.
Dit is niet gezond.
Het VOKA staat altijd klaar om te orakelen over loonmatiging, kostenbeheersing en problemen van de inflatie voor de lonen van de werknemers.
Hun eten uit de ruif van de Vlaamse belastingbetaler is echter van die aard dat enige deemoed, terughoudendheid en vegen voor de eigen deur meer dan aangewezen is.