Samenwerking tussen de federale overheden inzake preventie en eliminatie van hormoonverstorende stoffen.
Mevrouw de voorzitter, collega’s
U zal mij niet horen zeggen dat de preventie en eliminatie van hormoonverstorende stoffen in de consumptie geen belangrijke aangelegenheid is, net zoals zovele duizenden andere zaken ongetwijfeld ook belangrijke aangelegenheden zijn.
En het zal met betrekking tot deze materie ongetwijfeld wel zo zijn dat er inzake de beleidsmaatregelen van de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten op dat vlak accentverschillen bestaan – dat lijkt mij juist de essentie te zijn van het federalisme dat jullie huldigen. Of er op dat vlak in de huidige institutionele constellatie een betere beleidsafstemming nodig is, sluit ik niet uit, maar wat mijn fractie betreft gaat de voorkeur ernaar uit dat, in plaats van de bevoegdheid voor deze materie te spreiden over diverse overheden, het beter is om ze te concentreren bij één enkele bevoegde overheid, met name bij de onafhankelijke Vlaamse en Waalse staten in wording die wij voor ogen hebben. Maar goed, daar zijn we nu nog niet aan toe en dus is coördinatie nodig. Ik stel evenwel vast dat die coördinatie, dat coördinatieafspraken ter zake al bestaan, in de vorm van een reeds bestaand samenwerkingsakkoord. De vraag is dus wat een informatieverslag daar aan meerwaarde nog kan aan toevoegen. Het komt mij voor dat de indieners het antwoord op die vraag schuldig zijn, en wat mij betreft ook blijven. Ik zie daarvoor alvast geen argumenten, laat staan overtuigende argumenten in de toelichtende nota. De vraag stelt zich ook waarom we precies over uitgerekend dít thema een informatieverslag zouden moeten opstellen en niet bijvoorbeeld over één van die duizenden andere belangrijke aangelegenheden waar ik het daarstraks over had. De vraag stelt zich ten slotte wie er op zulk een informatieverslag te wachten zit.
Ik vrees dus, dat we hier, zoals ik hier al eerder heb gesteld, bezig zijn met bezigheidstherapie, met zeer dure bezigheidstherapie, wat die informatieverslagen betreft. Wat is overigens de meerwaarde van een informatieverslag boven een studie van een studiebureau over hetzelfde onderwerp, want dat is uiteindelijk wat we hier doen met die informatieverslagen: studies verrichten over zaken waar we niet bevoegd voor zijn, maar die even goed door een studiebureau verricht zouden kunnen worden, zijn het dan veel goedkoper, en ten minste omdat er een vraag bestaat vanuit een of andere overheid die er beleid mee wil voeren, wat nu voor zover ik weet niet het geval is. We kunnen alleen maar verhopen dat een of andere overheid er naderhand iets mee doet, maar dat lijkt mij eerder twijfelachtig.
Ik denk daarom dat het hoog tijd is dat men zich daarover eens degelijk gaat bezinnen, over waar men hier men bezig is en over de rol en het bestaansrecht van de senaat in het algemeen. Ik weet het, dat is geen gemakkelijke, voor sommigen zonder twijfel een pijnlijke aangelegenheid, maar ik denk wel dat ze noodzakelijk is, want dit heeft allemaal niet zo veel zin. Dit gezegd zijnde zullen wij ons dan ook onthouden bij dit punt, niet omdat wij het belang van het thema niet zouden inzien, wel omdat wij ernstige vragen hebben over de relevantie van deze manier van werken en over de relevantie van deze instelling.