Tussenkomst nav mededeling door premier Michel
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – De gebeurtenissen van gisteren zijn absoluut niet niks. De gerechtelijke diensten en de politiediensten hebben er hun handen mee vol. Ik waarschuw echter al jaren voor wat er nu gebeurt en ik weet ook wat er ons nog te wachten staat wanneer er niet wordt opgetreden. De premier zou vandaag in de Senaat een mededeling doen. Ik heb deze week trachten te achterhalen wat er vandaag zou worden besproken, maar bij de diensten klonk het vaag dat de premier de beleidsprioriteiten van de regering en de rol van de Senaat na de zesde staatshervorming zou toelichten. Vandaag heb ik concreet vernomen dat de eerste minister over islamisering en terreurdreiging en over sociaaleconomische aangelegenheden wenst te spreken.
Wat de islamisering en de terreurdreiging betreft, staan onze democratische waarden op het spel. Volgens de eerste minister moeten die waarden worden verdedigd tegen religieus fanatisme. Dat klopt, maar we mogen deze waarden niet louter verdedigen met woorden. We moeten handelen, en niet enkel tegen religieus fanatisme, maar meer bepaald tegen de islamisering in ons land en in Europa. Het gaat immers niet enkel om de verdediging van de vrijheid van meningsuiting, want men heeft de neiging de zaken te verengen sinds de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo in Parijs.
Het gaat hier om fundamentele normen en waarden, om onze manier van leven.
De eerste minister zegt dat hij de maatregelen uit het regeerakkoord versneld zal toepassen. Hij stelde een gaf een twaalfpuntenplan voor. Ik noem het een symptoombestrijdingslijstje, want het is onvoldoende.
We hebben meer en zwaardere maatregelen nodig. Om politiek correcte redenen is er te lang gezwegen en geminimaliseerd en heeft men nooit geanalyseerd wat nu juist het probleem is met die ene zogenaamde religie of godsdienst, met de islam. De islam is immers niet zo maar een religie of godsdienst; de islam is een ideologie, een gewelddadige ideologie die geen onderscheid maakt tussen kerk en staat. Daarom is het ook zo onduidelijk of het nu een godsdienst, een ideologie, dan wel een religie is.
Ik zeg dat het een gewelddadige ideologie is met een godsdienstige kant. De islam splitst de wereld op in gelovigen en niet-gelovigen. Wij doen dat niet, wij willen alleen maar in vrede samenleven op deze aardbol. Die opsplitsing tussen gelovigen en ongelovigen heeft geleid tot wat nu ook gebeurt in onze straten: wij, de ongelovigen, worden het slachtoffer van de gewelddadige jihad.
De jihad maakt intrinsiek deel uit van de islam Ze zit als een kuiken in het ei van de islam dat er na verloop van tijd altijd zal uitkomen. Wij waarschuwen hier al heel lang voor en blijven dat doen. Helaas wist ik waartoe dit zou leiden. Ik ben vanmorgen zelf geschrokken bij het zien van zwaar gewapende politieagenten op de Grote Markt van Antwerpen, maar ik had het kunnen weten.
Ik weet ook hoe slecht het hier zal gaan als we niet méér doen dan het symptoombestrijdingsplan van twaalf punten dat de eerste minister voorstelt. Het doel van de islam is immers om het vrije Westen via terreur, censuur en zelfcensuur aan banden te leggen en het zo islamitischer te maken.
Er moeten dringend meer maatregelen worden genomen. Het versneld toepassen van het regeerakkoord is niet voldoende.
Maatregelen moeten worden genomen, zoals de inschrijvingsstop voor nieuwe niet-Europese vreemdelingen. Het migratiebeleid moet veel strenger. We moeten stoppen met de massa-immigratie. We moeten een dienst voor vrijwillig emmigratie oprichten. Dan kan men, wie vrijwillig wil emmigreren, tenminste toch op weg helpen. Dat gebeurt nu absoluut niet.
Er moet ook een inreisverbod komen voor extremisten en jihadisten in plaats van enkel de nationaliteit af te pakken. Jihadisten die terugkeren naar onze samenleving, mogen niet zomaar losgelaten worden op onze samenleving, maar ze moeten worden opgesloten en in het oog gehouden. Onze samenleving is veel te fragiel om terugkerende jihadisten er zomaar in vrij te laten.
We hebben ook nood ,om diezelfde redenen, aan een afbouwplan van die islamisering, die nu zulke greep heeft op onze samenleving. Ook een afbouwplan van moskeeën waar radicale boodschappen verspreid worden en waarop de Staatsveiligheid een veel beter beeld zou moeten hebben, is nodig.
Bovendien zou het heel goed zijn mocht de subsidiëring van de islam nu eindelijk stopgezet worden. Dat is weliswaar geen bevoegdheid van het federale niveau en absoluut geen bevoegdheid van de Senaat. Maar deze Senaat is voor minder dan niks bevoegd momenteel, bij wijze van spreken. Dus geef ik het hier toch maar mee in het lijstje.
Daarenboven zou het ook niet slecht zijn om een meldingsplicht inzake radicalisering in te voeren in de federale wetgeving, bijvoorbeeld in scholen waar onderwijzend personeel een hele dag met kinderen en jongeren bezig is. Als zij zien dat iemand radicaliseert, zouden zij de plicht moeten hebben – zoals men de plicht heeft een misdrijf te melden – om te melden dat er gevaar is voor de kinderen, de jongeren en de samenleving.
Tot slot zou het niet slecht zijn een islamobservatorium op te richten binnen de Staatsveiligheid. Ik ben van mening dat de Staatsveiligheid absoluut geen goed zicht heeft op wat er eigenlijk gaande is in de samenleving.
Zoals ik al zei: er is meer nodig dan het symptoombestrijdingsplan van de regering. Met wat nu voorligt, blijven wij gewoon – en ik kan het het best in beeldspraak uitdrukken – een kikker in een pot water die op het vuur staat. De kikker en het water worden stilletjes opgewarmd. De kikker – dat zijn wij – blijft in de pot zitten. De islamisering neemt toe, het water begint te koken. De kikker zal er niet meer uitspringen, maar op de duur gewoon dood koken. Dat is absoluut niet wat wij willen. Wij hebben actie nodig, het vuur onder die pot moet worden uitgedraaid. De islamisering, zijnde het hete water in die pot, moet eruit. De islamisering moet bestreden worden. Er moet gewoon een normale samenleving georganiseerd worden.
De islamisering moet worden teruggedrongen.
De eerste minister begon zijn uiteenzetting met de terreurdreiging, met het probleem van de islamisering. Ik heb geprobeerd hem van antwoord te dienen.
Er was aangekondigd dat de eerste minister de prioriteiten van zijn beleid zou uiteenzetten. Hij heeft dat ook gedaan. Het verwonderde mij dat hij dat vandaag kwam doen, want eigenlijk is het niet nodig. De eerste minister heeft in de Kamer een regeringsverklaring afgelegd en daarvoor het vertrouwen gekregen. Hij hoefde niet naar de Senaat te komen. De Senaat heeft immers nauwelijks bevoegdheid voor de punten waarover hij gesproken heeft, zoals het investeringsprogramma, het sociaaleconomisch beleid, energie, innovatie, lastenverlaging, horeca, werkloosheid, de begroting, de staatsschuld. Al die onderwerpen liggen mij, en waarschijnlijk alle senatoren, na aan het hart, maar wij kunnen ter zake niets doen.
De bevoegdheden van de Senaat werden herleid tot de institutionele aangelegenheden en de Senaat werd omgevormd tot een ontmoetingsforum tussen de deelstaten en de federale overheid. Wat we nu doen, is volgens mij geen nuttig werk. Ik vraag mij af of het wel wenselijk is dat we hier discussiëren over materies waarvoor wij niet bevoegd zijn, want dan zullen we snel uitgepraat zijn.
De eerste minister is erin geslaagd gedurende vijf jaar een communautaire stilstand te bedingen. Op dat vlak liggen nu net de aangelegenheden waarvoor wij bevoegd zijn. Hij heeft die stilstand knap afgedwongen, want een van de grootste partijen in de regering, de N-VA, zogezegd een Vlaams-nationale partij, heeft ermee ingestemd. We zullen dus niet veel kunnen doen in de Senaat. Ik had dat al verwacht toen ik de inhoud van het regeerakkoord vernam.
Ik vind het dus charmant dat de eerste minister hier komt spreken en mij de gelegenheid geeft om mijn puntenplan voor te leggen en te zeggen wat er schort aan zijn symptoombestrijdingsplan, maar helaas zullen we daarmee niet ver geraken.
Wat kunnen we dan wel doen? We kunnen informatieverslagen opstellen, maar dan zijn we opnieuw aan het discussiëren, terwijl het al lang tijd is om actie te ondernemen. De Senaat heeft op politiek en bestuurlijk vlak eigenlijk niet veel meer om handen. De voorbije maanden heeft men heel krampachtig een zoektocht gehouden naar materies waarmee deze instelling zich toch zou kunnen bezighouden. Dat is echter niet meer dan bezigheidstherapie. Ik dat ook al gezegd naar aanleiding van de oprichting van de commissies.
Het is heel aandoenlijk vandaag te horen hoe mijn collega’s blij zijn met een dode mus. De Senaat kost te veel, hij is politiek morsdood, maar helaas nog niet begraven. Het beste zou zijn dat de Senaat wordt opgeheven. Andere collega’s hebben dat ook al gezegd. Onze fractie heeft een aantal voorstellen tot herziening van de Grondwet ingediend, maar we zullen hier helaas nog vier jaar moeten vegeteren en wegkwijnen. Als de regering de eindmeet haalt, zullen we pas op dat ogenblik iets kunnen doen. De vorige regering, waarvan de partij van de eerste minister ook deel uitmaakte, heeft immers nauwelijks grondwetsartikelen voor herziening vatbaar verklaard. We moeten dus wachten tot het einde van de regeerperiode om op dat vlak iets te doen.
Ik hoop dat de eerste minister dan het verstand en de politieke moed zal hebben om ervoor te zorgen dat de volgende regering de mogelijkheid zal hebben om de Senaat gewoon op te heffen. De Senaat is niet meer nodig, niet meer nuttig om wetgevend werk te verrichten en ook niet nodig om de staat te hervormen of om overleg te organiseren tussen de deelstaten.
De eerste minister zei dat de Senaat zich zal moeten aanpassen aan de behoeften van de bevolking. Welnu, volgens mij vindt de bevolking dat er niet zoveel geld mag worden uitgegeven en dat geld kan worden bespaard door de Senaat gewoon af te schaffen. Daaraan heeft de bevolking volgens mij nood.
Denkt iemand nu echt dat ook maar één jihadist zal sidderen en beven omdat de Senaat talrijke vergaderingen aan hem zal wijden.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Dat is nu net democratie. Vlaams Belang is een democratische partij. We richten ons tot de bevolking met als een van onze programmapunten om de Senaat op te heffen. Als het even kan, willen we ook andere programmapunten realiseren. Daarom doen we mee aan democratische verkiezingen. We willen op democratische wijze een meerderheid vinden en mensen overtuigen. Daarom nemen wij deel aan deze vergadering, aan alle vergaderingen en aan alle verkiezingen.
Er wordt echter nog steeds een zeer ondemocratisch cordon santitaire tegen mijn partij ingesteld. We hoeven niet aan het beleid deel te nemen als we niet voldoende stemmen halen. Wel is het als democratische partij onze democratische plicht om mensen ervan te overtuigen dat de Senaat niet nuttig is en geen nuttig werk levert. Er moeten andere dingen gebeuren.
Dus heb ik het recht om hier op het spreekgestoelte te staan, om deel te nemen aan verkiezingen en om mijn mening te uiten. Of ging dit debat niet over de vrije meningsuiting?
Anke Van dermeersch