Staatlozen zwendel moet stoppen!
De problematiek van de staatloosheid is vooralsnog geen probleem dat een grote groep mensen in dit land betreft, maar duidelijk is wel dat het om een complex vraagstuk gaat met tal van facetten die heel wat vragen oproepen.
Het zal zonder twijfel wel zo zijn dat een aantal personen die in ons land het statuut van staatloze aanvragen zich effectief in de positie van staatloosheid bevinden volgens de definitie die daaraan wordt gegeven. Maar het is ook duidelijk dat een vermoedelijk niet onaanzienlijke groep vreemdelingen van dit statuut misbruik maakt om in ons land een verblijfsrecht te krijgen, met als sluitstuk het verwerven van de Belgische nationaliteit om zo van de vele sociale voordelen van de welvaartsstaat in dit land gebruik te kunnen maken zonder er zelf aan te hebben bijgedragen. Elk jaar verwerft 5 tot 8% van de staatlozen in dit land de Belgische nationaliteit.
Uit het verwerven van het statuut van staatloze volgt in principe niet automatisch het verwerven van een verblijfstitel. In de praktijk is dat doorgaans wel degelijk het geval ten gevolge van het beleid dat hier ter zake wordt gevoerd. Staatloosheid wordt door diegenen die er misbruik van maken met andere woorden oneigenlijk gebruikt als een alternatief immigratiekanaal wanneer zij niet of niet meer op andere immigratiekanalen zoals asiel, gezinshereniging en dergelijke meer een beroep kunnen doen.
Er bestaan momenteel tal van misbruiken. Ik som er een aantal op:
– Er zijn er die zich als staatloze aangeven, waarmee evenwel niet noodzakelijk gezegd is dat zij niet op het grondgebied van hun staat kunnen of mogen verblijven met alle rechten die die staat biedt, ook al zouden zij daar als staatloos of als vreemdeling worden beschouwd.
– Er zijn er eveneens die zich hier als staatloze aandienen, maar dat wil nog niet noodzakelijk zeggen dat zij niet in de mogelijkheid zouden zijn om de nationaliteit van hun land van oorsprong terug te krijgen.
– Een aantal kandidaat-staatlozen maakt ook gebruik van valse paspoorten en valse identiteiten.
– Er wordt tevens regelmatig vastgesteld dat er gebruik wordt gemaakt van het afleggen van onjuiste verklaringen om hun reële situatie te verdoezelen.
– Er zijn er van wie de asielaanvraag in een ander land van de EU is afgewezen en die als dusdanig via de asielprocedure kansloos zijn in de rest van de EU en daarom in een ander EU-land, in ons geval dus België, alsnog een verblijfsrecht trachten uit de brand te slepen als vermeende staatloze.
– Velen wedden ook tegelijkertijd op verschillende paarden door én het statuut van staatloze aan te vragen én zich aan te dienen als kandidaat-asielzoeker, waarbij dan meermaals blijkt dat ze als asielzoeker ineens wél over een nationaliteit beschikken.
– En om dat allemaal te organiseren, zijn er blijkbaar ook netwerken aan het werk die dat voor de betrokkenen, tegen betaling mag worden verondersteld, allemaal in goede banen leiden. Zo blijken in de dossiers van Palestijnen, blijkbaar een grote groep van wie zich als staatlozen aandienen, heel veel gelijkaardige gevallen voor te doen die vaak beroep doen op dezelfde advocaten.
Er zijn dus heel wat gevallen van regelrechte fraude die worden vastgesteld, ook al is dat vaak moeilijk te achterhalen en zijn er velen die daardoor door de mazen van het net glippen.
Maar het blijkt ook dat die fraude vaak lonend is omdat de diensten die een beslissing nemen vaak veel te ruimhartig zijn.
– Aanvragers die hier in een onregelmatige situatie verblijven, hoeven van de rechtbank van eerste aanleg, die over de toekenning van het statuut beslist, momenteel geen enkel ongunstige gevolg te verwachten.
– Er wordt geregeld van gezinshereniging en van de asielprocedure gebruik gemaakt, ook al heeft deze laatste procedure in feite niets te maken met staatloosheid.
– En alhoewel een erkenning als staatloze geen verblijfsrecht garandeert, komt dat er in praktijk blijkbaar toch wel op neer omdat er doorgaans geen eindbestemming voor de uitzetting kan worden bepaald.
Er blijken ook talrijke gaten en tekortkomingen in het systeem te zitten ofwel omdat de diensten slecht georganiseerd zijn ofwel omdat er talrijke gebreken zijn in de procedure en in het statuut zelf. Zo blijkt dat:
– Het parket van Brussel nog nauwelijks adviezen die naam waardig geeft bij gebrek aan personeel.
– Datzelfde parket van Brussel, omdat het overbelast is, ook in geen enkel geval nog een beroep aantekent tegen betwistbare beslissingen.
– Dat om dezelfde reden het parket geen vervolg meer geeft als is vastgesteld dat er gebruik wordt gemaakt van vervalste documenten.
– En dat een aanvrager van staatloosheid die te kwader trouw is, uiteraard nooit zal melden dat hem de nationaliteit kan worden toegekend indien die mogelijkheid voor hem zou bestaan, en dat als de diensten hem vragen om dat via de ambassade van zijn land van oorsprong te laten bevestigen, het dan blijkbaar volstaat dat hij verklaart dat de ambassade gesloten is, om dat als vaststaand feit door de diensten te doen aanvaarden.
– Resultaat is onder meer dat het CVGS (Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen) al meermaals heeft vastgesteld dat rechtbanken van eerste aanleg het statuut van staatloze hebben toegekend aan personen die in een eerder of parallel lopende asielaanvraag wél in het bezit van een nationaliteit bleken te zijn en dus helemaal niet staatloos waren zoals ze beweerden.
Er kunnen dus veel vraagtekens geplaatst worden bij het huidige statuut zoals dat internationaal werd bepaald, bij de misbruiken die ervan gemaakt worden en bij de manier waarmee onze diensten daarmee omspringen. Er is dus een andere benadering nodig van deze problematiek dan nu in dit land het geval is.
Er is zelfs een diametraal tegenovergestelde benadering nodig.
Heb ik dan geen oog voor de noden van staatlozen, de échte staatlozen dan?
Toch wel, maar het gaat niet op dat dit land en bij uitbreiding West-Europa, zoals in het asieldossier en in zoveel andere dossiers, moet opdraaien voor de problemen die door andere staten worden gecreëerd.
Er zijn dringend enkele nieuwe conclusies en krachtlijnen nodig in het dossier van de staatloosheid.
1. Wij moeten in de nationaliteitenkwestie uitgaan van het ius sanguinis beginsel, zoals dat meer dan anderhalve eeuw in dit land van kracht is geweest. Dat is dus in strijd met het ius soli beginsel dat hier door linkse politici als oplossing naar voor wordt geschoven om het staatloosheidsprobleem te beperken en iedereen zo snel mogelijk onze nationaliteit te geven.
2. Wij moeten ons niet gebonden voelen door internationale afspraken inzake het probleem van staatloosheid die erop uitdraaien dat wij, de westerse landen, de last mogen dragen van problemen die ter zake elders worden gecreëerd.
3. De mogelijkheid moet opengehouden worden om van immigranten die de Belgische nationaliteit hebben gekregen, deze nationaliteit terug af te nemen, ook als dat tot gevolg zou hebben dat zij daardoor staatloos zouden worden.
Ik denk dan bijvoorbeeld aan moslims met de Belgische nationaliteit die tot jihadistische groeperingen zijn toegetreden. Van dergelijke sujetten moeten wij af kunnen geraken omdat zij een permanent en dodelijk gevaar voor onze samenleving vormen, zij niet integreerbaar of zogenaamd deradicaliseerbaar zijn en de enige oplossing erin bestaat hen definitief uit onze samenleving uit te stoten.
Het Verdrag van 1961 dienaangaande moet dan ook in die zin aangepast worden dat dit deze handelswijze niet in de weg staat. Als dit verdrag niet in dat opzicht kan worden bijgestuurd, zijn wij genoodzaakt dit op te zeggen.
4. Wat de problematiek van staatloosheid zelf betreft, moeten er best nieuwe internationale afspraken komen die ertoe strekken dat personen die over vele generaties heen op een duurzame wijze op een bepaald grondgebied wonen niet staatloos kunnen worden gemaakt door de staat die over dat grondgebied de wet stelt. Dat is de enige correcte manier om zo veel mogelijk staatloosheid te vermijden. Als men dit combineert met het ius sanguinis beginsel, dan ben ik ervan overtuigd dat heel wat gevallen van staatloosheid vermeden kunnen worden.
Anke Van dermeersch